Grappen en grommen

Dit stukje verschijnt wat later dan dat ik net doe alsof u van ons gewend bent. Ik had namelijk een gedeelte van een stukje geschreven over het voorval omtrent de ontslagen Nieuw-Zeelandse X-Factorjuryleden, en hoe onterecht het was dat zij wel ontslagen waren, maar de regisseur, redactie en editors die de vergruisde uitspraken bij de juryleden hadden uitgelokt en daarna in de uitzending hadden gemonteerd wel hun baan mochten houden. Tijdens het onderzoeken kwam ik er echter achter dat de uitspraken werden gedaan in een liveuitzending en dat de door mij aangesproken personen op dat moment ook geen grip op de zaak hadden (begrijp me niet verkeerd, het is alsnog hoogstwaarschijnlijk dat de juryleden flink zijn opgejut en op z’n minst in de rol van strenge/negatieve van het stel zijn gezet door de redactie.)

Toen ik dit besprak met mijn collega’s hier bij MMeM, bleek het een vaker voorkomend probleem te zijn dat je halverwege een stukje erachter komt dat je oorspronkelijke standpunt onjuist was en je een paar uur aan werk onceremonieel de digitale prullenbak in kunt keilen. Ik stelde dat het verschrikkelijk onbevredigend is als je gerechtigheidserectie door je eigen onoplettendheid teniet wordt gedaan.
“Precies. Blauwe ballen van je eigen tekortkomingen. Op zo’n moment kun je beter maar sadomasochist zijn,” zei Joop den Toonder.
“Maar ja, daar kan je niet zomaar voor kiezen. Het is geen homoseksualiteit,” antwoordde ik.
Ik hoop dat ik hier niet hoef te vertellen dat dat laatste een grap is. Homoseksualiteit is geen keuze.

Het X-Factorvoorval en mijn eigen grapje deden mij denken aan vorig jaar toen zanger Gordon bij het programma Holland’s Got Talent een weinig grappige en behoorlijk denigrerende opmerking over een Chinese deelnemer maakte. Gordon vroeg; “Welk nummer ga je zingen, nummer 39 met rijst?” Rond die tijd speelde ook een kwestie rond een jongen die bij een sollicitatie was afgewezen. Hij kreeg per ongeluk een mail toegestuurd die bedoeld was als interne mail, waarin de redenen om hem af te wijzen werden opgesomd. Nummer één; hij is “een donker gekleurde (neger).” Dat was natuurlijk een grap, maar werd in veel media niet als zodanig behandeld. De man die de mail verzond is zelfs vervolgd voor discriminatie. Dat vond ik eng, omdat ik zelf ook wel eens soortgelijke grappen maak (zie de vorige alinea).

Er werd nogal wat gepraat over racisme en in welke mate dat moet worden toegestaan in humor. Er zijn echter twee behoorlijk verschillen in de grapjes zoals die van mij en de mailschrijver, en die van Gordon. De eerste is de manier waarop ze grappig proberen te zijn. Als ik zeg dat homoseksualiteit een keuze is, weet iedereen die mij enigszins kent dat ik dat niet meen, maar de mensen die die mening wel hebben persifleer. Ik probeer de absurditeit van die mening over te brengen. Ik doe geen aanval op de homoseksuelen, maar op diens aanvallers. Ik ben van mening dat de mailstuurder een zelfde soort grap maakte. Gordon’s grap daarentegen ‘werkt’ op een andere manier. Hij maakt een opmerking conform een stereotype en hoopt op herkenning bij zijn publiek. Het is een woordgrap die speelt met het feit dat het woord ‘nummer’ meerdere betekenissen heeft, maar werkt alleen als het publiek erkent dat Aziaten bij afhaalchinezen werken en dat het OK is om bij iedere Aziaat die connectie te maken. Waar de mailstuurder sarcasme en ironie gebruikte om vooroordelen te ontkrachten, bevestigt Gordon ze alleen.

Het tweede grote verschil is het beoogde publiek. Het was nooit de bedoeling dat de jongen in de negermailkwestie die opmerking onder ogen kreeg. Het was jammer dat dat wel gebeurde, en het is begrijpelijk dat hij aanstoot nam. Als de mail echter binnen het bedrijf was gebleven zou de beoogde ontvanger misschien wat gegniffeld hebben en zou de sollicitant niets gemerkt hebben. Mijn grapje was binnen de MMeM-redactie vermakelijk, maar als een homo dat zou zien zonder mij of de context te kennen en geschoffeerd zou zijn, zou ik diegene niets kwalijk nemen. Dingen zijn privé met een reden. Dat is niet altijd om een geheim geheim te houden, maar ook om een onbeoogd publiek te beschermen. Gordon brulde zijn grap echter over nationale televisie en, nog veel erger, in het gezicht van een deel van de bespotte bevolkingsgroep. Dat is moedwillig kwetsen en mijns inziens veel kwalijker dan het achter de rug om maken van een grap.

Hero’s geschiedenislessen.

Ik schrijf dit stukje met bedenkingen. Ik ga het namelijk hebben over de uitspraken van Hero Brinkman over klassieke muziek. Ik ben bang voor het Swiebertje-effect. Als professioneel muzikant komen mij vaak uitspraken of artikelen over muziek onder ogen, geschreven voor en door leken, waar fouten of onwaarheden in staan waar ik mij aan stoor. Ik ben erg gepassioneerd over muziek en deze ergernissen zijn een dankbare bron van inspiratie voor stukjes. Toen ik mijn zorgen uitspraak dat ik vast kom te zitten in het boze-stukjes-over-muziek-hoekje, zeiden mijn collega’s bij MMeM echter dat ik mij geen zorgen hoefde te maken, dat ik allang vast zat in dat hoekje. Dat heb ik maar geaccepteerd.

Afgelopen donderdag verscheen er een stukje op de website van HP/De Tijd met een interview met Hero Brinkman over cultuursubsidies, met name die naar klassieke muziek gaan. Brinkman zegt dat zijn partij breekt met het oude PVV-dogma dat cultuur een linkse hobby is, maar dat er wel eisen zijn aan cultuur wil die gesubsidieerd worden. So far, so good. Klassieke muziek voldoet volgens Brinkman echter niet aan die eisen. Wat volgt is een relaas waarin letterlijk elke zin feitelijk niet waar, beledigend, en/of veel te kort door de bocht is.

De eisen waar cultuurprojecten aan zouden moeten voldoen zijn dat het
1. voor een groot publiek toegankelijk en
2. geëngageerd moet zijn.
Het woord toegankelijk heeft in kunst twee verschillende betekenissen. De eerste, en de manier hoe ik het woord in eerste instantie opvatte, is dat het voor iedereen mogelijk moet zijn om de kunst tot zich te nemen. Daar zou wat voor te zeggen zijn. Wat later in het gesprek echter duidelijk wordt, is dat Brinkman bedoelt dat de kunst zelf toegankelijk moet zijn, in de betekenis dat het makkelijk te verteren en begrijpen moet zijn. Daarmee ga je aan het doel van subsidies voorbij. Subsidies zijn voor zaken die niet direct winstgevend zijn, maar wel belangrijk voor de maatschappij. Op die manier is ontoegankelijke muziek juist een goed doel. Cultuuruitingen waar een groot publiek op af komt haalt vaak genoeg inkomsten uit kaartverkoop en reclame. De onbegrepen innovator met een minipubliek heeft echter alle steun nodig die hij/zij kan krijgen.
Verder ben ik het met Brinkman oneens dat kunst geëngageerd moet zijn. Kunst is een weerspiegeling van de kunstenaar. Als de kunstenaar wat te zeggen heeft over de maatschappij waarin hij/zij leeft, heeft de kunst dat ook. Als de kunstenaar dat niet heeft, maar het eerder over bijvoorbeeld de menselijk psyche of de aard van schoonheid wil hebben maakt dat diens kunst niet minder waard of waardevol.

‘(…) Als je naar het Concertgebouworkest wilt, ben je zo honderdtachtig euro kwijt voor een kaartje. Dan zeg ik: als zo’n kaartje toch al zo duur is, dan kun je er net zo goed vijftig euro boven op gooien en de subsidiekraan dichtdraaien,’ aldus Brinkman. Dat is compleet onwaar. Je hoeft maar naar de site van het Concertgebouw te gaan om te zien dat een kaartje voor een orkestconcert er al vanaf negentien euro zijn en gemiddeld vanaf vijfentwintig euro. Daarnaast klopt dit argument natuurlijk niet. Het is hetzelfde als voorstellen om alle neushoorns af te schieten, zodat ze dan niet meer bedreigd zijn. Als je probleem laat escaleren tot er niets meer tegen te doen is, ben je inderdaad van het probleem af, maar een oplossing is het niet te noemen.

De volgende alinea uit het interview is uitzonderlijk beledigend. Brinkman zegt dat klassieke muziek door een componist geschreven is met een bedoeling, maar dat de meeste dirigenten en orkestleden ‘geen flauw benul hebben in welke tijd de componist heeft geleefd, welk gevoel hij met een compositie over wilde brengen en wat hij met het stuk wilde zeggen.’ Dat is lariekoek. Ten eerste gaat Brinkman er volledig aan voorbij dat er vandaag de dag ook nog muziek geschreven wordt en dat hedendaagse componisten vaak zeer vocaal zijn over achterliggende gedachten van een stuk. Dode componisten waren dat tijdens hun leven vaak ook. De interpretatie van een stuk is misschien wel het belangrijkste aspect van het uitvoeren van een klassiek stuk. Er wordt op een conservatoriumopleiding dan ook heel veel aandacht besteed aan interpretatie, en met welke conventies er in die tijd werd gespeeld is daar een belangrijk onderdeel van. Klassieke muzikanten zijn zeer goed op de hoogte van de wensen en ideeën van grote componisten. Om anders te suggereren is hun bekwaamheid in twijfel trekken en zeer beledigend.
Verder is het in klassieke muziek een veel en fel gevoerde discussie hoeveel je je moet aantrekken van de conventies van soms wel driehonderd jaar terug wanneer je voor een hedendaags publiek speelt. Het is natuurlijk interessant om te horen hoe muziek toentertijd klonk, maar de vraag is of kunst een geschiedenisles moet zijn. Verder is het de vraag of een componist het alleenrecht heeft om te bepalen hoe zijn stukken klinken, of dat de uitvoerend muzikant niet zelf ook ideeën kan hebben die het waard zijn om naar te luisteren. Dat zijn interessante onderwerpen, maar geen waar Hero Brinkman bekwaam en bevoegd voor is om daar uitsluitsel over te geven.

Aan het einde deelt Brinkman nog een stoot uit naar het publiek. Dat zou te onwetend zijn. Vraag een willekeurige luisteraar naar de achtergrond en betekenis van waar ze net naar hebben geluisterd, en ze weten het niet. Naast dat dit vaak niet waar is, rijst de vraag of dat überhaupt wel nodig is. Als je kan genieten van iets waar je de ballen verstand van hebt, is dat dan slecht? Ik weet relatief veel over westerse muziek, maar luister zo af en toe naar klassieke Noord-Indiase of Arabische muziek. Dat is zo’n andere wereld, muzikaal gezien, dat ik er vaak weinig van begrijp, maar ik vind het wel erg mooi. Dat wil nog niet betekenen dat ik minder recht heb om naar de muziek te luisteren.
Brinkman lijkt hier te suggereren dat wanneer de klassieke wereld beter haar best zou doen om haar publiek te onderwijzen over de historische achtergronden, ze wél in aanmerking komt voor subsidies. Cultuursubsidies als investering voor geschiedenisonderwijs. Veel gekker moet het niet worden.

Haar en man-zijn

Ik ben geen typische mannenman. Ik houd niet van voetbal, ik weet niets van auto’s, drink even graag witte wijn als bier, en heb nog nooit een vechtpartij gewonnen. Het meest mannelijke aan mij, is dat ik een fikse baard heb.

Baardhaar is ruw, droog, dik en snel klittend haar en moet goed verzorgd worden. Sinds mijn baard enige lengte begint te krijgen, ziet mijn badkamer er dan ook opeens heel anders uit. Ik heb verzorgende shampoo, conditioner, baardwas, baardolie, een baardkam, een baardborstel, een snorrenschaar en meer van dat soort zaken. Aangezien mijn persoonlijkeverzorgingsinventaris hiervoor bestond uit;
1. Deodorant
2. Algemene douchegel
3. Pommade
is de hoeveelheid spullen op het plankje boven mijn gootsteen verveelvoudigd. De slecht bevoorrade badkamer was één van de weinige aspecten aan mij die echt mannelijk was. Ik was dan ook een beetje huiverig om te investeren in veel haarverzorgingsproducten, en zo mijn toch al gemankeerde gevoel van mannelijkheid helemaal weg te cijferen. Want ook, wat is het punt van een grote mannelijke baard hebben als die de hele dag naar perzik en viooltjes ruikt?

Wat ik mij toen echter nog niet realiseerde, was dat er naast de gebruikelijke haarverzorgingsproducten ook gespecialiseerde baardverzorgingsproducten bestaan. Deze shampoo’s, oliën, en wassen komen niet in roze knijpflessen, maar in metalen blikken. Ze ruiken niet naar bloemen, maar naar leer en bomen. Op de verpakkingen staan inktdrukken van ouderwetse mannen met grote snorren. Dat is fijn. Op die manier kan ik mezelf wel lekker in de watten leggen en mooi maken, zonder me te voelen als het bèta-mannetje dat ik eigenlijk ben.

Een renaissance

Een paar dagen terug verraste ik mijzelf, met hoe boos ik was. Ik ben niet vaak boos, dus dat was op zich al opmerkelijk, maar meer nog was het de situatie die mij boos maakte die mij verraste. Ik keek de Magic: The Gathering Pro Tour. Voor zij die minder nerderig zijn dan ikzelf; Magic: The Gathering is een spel waarbij twee spelers doormiddel van het spelen van kaarten elkaars levenspunten naar nul proberen te krijgen, en zo te winnen. De Pro Tour is het op één na grootste toernooi in dat spel en wordt live uitgezonden op YouTube. Ik heb echter vaak geen tijd om dat live te volgen (het zijn drie dagen van acht uur) en bekijk de wedstrijden later. Ik was bij de halve finale aanbeland. Toen ik de eerst geüploade halve finale aanzette waren de eerste woorden van de commentator iets in de volgende trant: “(Halvefinalist uit de andere halve finale) is zojuist doorgegaan, laten we gaan kijken tegen wie hij het op moet nemen in de finale.” Magic: The Gathering had de wedstrijden in de verkeerde volgorde geüpload en ik kwam zo dus al de uitkomst te weten van een wedstrijd die ik nog moest kijken. Iets dergelijks gebeurde me twee maanden terug bij het wereldkampioenschap Magic ook al. Ik was pas halverwege en toen zag ik een foto van de winnaar op de officiële Magic-Facebookpagina voorbij komen. Het feit dat ik me daar zo over opwond past in een ontwikkeling die ik bij mezelf bemerk; ik ben het laatste jaar aanzienlijk nerderiger geworden.

Ik speelde op de middelbare school altijd al Magic (wij deden dat in een apart klaslokaal, omdat we als we dat in de kantine deden teveel werden gepest), ik heb me altijd ongemakkelijk gevoeld bij het overtreden van regels, en als ik terug kijk naar mijn kledingkeuze staat het schaamrood mij op de kaken. Toch zou ik mezelf in die tijd (waarschijnlijk ten onrechte) nooit een nerd hebben genoemd. De laatste tijd doe ik echter veel nerderigere dingen dan toen. Niet alleen speel ik weer Magic, maar kijk ik ook Magicwedstrijden na op het internet, lees ik tot diep in de nacht artikelen over kaartcombinaties, en wordt ik blijkbaar oprecht boos wanneer ik in die dingen gehinderd word. Ook ben ik recentelijk begonnen met het ultieme nerdvermaak, Dungeons and Dragons, en luister ik podcasts waarin andere mensen dat spelen.

Ik heb in het afgelopen jaar mijn innerlijke nerd herontdekt. Ik omarm mijn nerdzijn en dat is heel bevrijdend. Ik heb zelfs anderen mee kunnen slepen. MMeM-collega Thomas de Looier en ik hebben nu al twee keer tot diep in de vroege ochtend Magic gespeeld, terwijl hij tot voor kort niets van het spel moest weten. De groep waarmee ik Dungeons and Dragons speel bestaat voor het grootste gedeelte uit mensen aan wie ik moest uitleggen dat D&D níet ‘toch zo’n computerspel ofzo’ was.

Ik kan iedereen ten zeerste aanraden eens uit zijn of haar comfortzone te stappen en iets te proberen waarvan ze eerst denken dat het niets voor hen is. In het ergste geval heb je een verspilde middag, in het beste geval een nieuwe passie. En gepassioneerde mensen zijn sexy.

Leelah Alcorn

Ik luister graag naar de uitstekende podcast van Dan Savage, ‘The Savage Lovecast.’ Voor de mensen die hem niet kennen: Savage is een bekende, Amerikaanse adviescolumnist en beroepshomo. Wanneer er iets gezegd moet worden over homoseksualiteit, homohuwelijken, transseksualiteit of iets anders wat de gemiddelde Amerikaan maar vies vindt, is Dan vaak de eerste die gebeld wordt. In zijn podcast bellen mensen met vragen over relaties en seks, welke hij dan beantwoord. Hij is een erg grappige man, en ik durf best toe te geven dat ik een hele hoop geleerd heb van zijn programma. Gaat en luistert!

Hij opent zijn programma vaak met een tirade over iets uit de actualiteit. Vaak iets over seks, relaties of iets homogerelateerd, maar ook dikwijls over politiek. Ik ben er niet bijzonder in geïnteresseerd, dus naast de echt grote dingen die ik nog wel eens via de krant binnenkrijg is de Lovecast mijn enige bron van Amerikaans homonieuws. (Ik hoop dat ik het eigenlijk niet hoef te zeggen, maar ik ben natuurlijk geheel voorstander van gelijke rechten voor homoseksuelen. Mijn gebrek aan interesse is alleen dat, en niet afkomstig van homofobie.) Ik loop een paar weken achter met luisteren, dus het nieuws dat ik wil bespreken is ondertussen al geen nieuws meer, maar ik hoorde het pas vanavond voor het eerst.

In aflevering 428 opent Dan met een bespreking van het nieuws dat de transseksuele tiener Leelah Alcorn voor een vrachtwagen is gelopen en zo zelfmoord heeft gepleegd. Zij heeft, conform de tijdsgeest, een digitale zelfmoordbrief geschreven, die zoals ingepland na haar overlijden op haar Tumbler pagina verscheen. In de brief legt Leelah de schuld van haar ongelukkigheid vooral bij haar fundamentalistisch christelijke ouders. Zij accepteerde Leelah niet als vrouwelijk, hielden haar thuis ingesloten en ontzegde haar contact met de buitenwereld en normaal tienerleven. Savage pleit voor vervolging van de ouders.

Ik vind transseksualiteit altijd een moeilijk onderwerp. In mijn persoonlijke beleving is geslacht puur een omschrijving van iemands fysiologie. Ik vóel me niet zozeer een man, als dat ik weet dat ik een piemel heb. Noch voel ik me erg niet-vrouw. Ik vind het net zo onbegrijpelijk als een lang persoon die zich gevangen voelt in een kort persoon’s lichaam, hoewel dat vast ook wel een bestaand iets zal zijn. Ik wil hiermee niets afdoen aan de ervaringen van transseksuelen. Ik geloof helemaal dat het om een echt iets gaat, en sta volledig achter ze wanneer het gaat om hun pogingen om geaccepteerd te worden voor wie ze zijn. Dat neemt echter niet weg dat ik mezelf er zo af en toe aan moet herinneren dat het daadwerkelijk iets is waar transseksuelen het heel moeilijk mee kunnen hebben, en dat het wel degelijk een heel serieus probleem kan zijn als er door de omgeving van die persoon niet goed mee om wordt gegaan.

Ik wist dat de zelfmoordcijfers onder homoseksuele en transseksuele jongeren schokkend hoog waren. Ik dacht dat dat kwam doordat pubers allemaal hufters zijn en elkaar diep ongelukkig pesten wanneer ze daar een excuus voor kunnen vinden. Waar Dan Savage mij echter op moest wijzen is dat het vaak, zo ook in het geval van Leelah Alcorn, niet de leeftijdsgenoten zijn die LHBT-jongeren de dood in pesten, maar juist de ouders. Ik ben benieuwd of dat in het liberale en seculiere Nederland ook het geval is, maar de enige verslagen van dergelijk onderzoek die ik kan vinden, gaan over Amerikaans onderzoek.

Of de ouders van Leelah Alcon vervolgd moeten worden weet ik niet. Mijn eerste instinct zegt van wel. De wet gaat echter niet over wat mijn eerste instinct zegt, maar over wat mensen die slimmer zijn dan ik na lang nadenken hebben opgeschreven over wat juist is en wat niet. Dat is waarschijnlijk maar beter ook. Van wat ik kan zien vanachter mijn computerscherm, een halve aardbol verwijderd, hebben we het hier echter over een dood en jaren van ongeluk die daaraan vooraf gingen die voorkomen hadden kunnen worden. En dat is verdomde kut.

Een weinig speciaal bier

Afgelopen weekend vond in de VS de Super Bowl plaats. Dat is de finale van het American football-seizoen en een behoorlijk gedoe aldaar. Er keken dit jaar 114.4 miljoen mensen naar het televisieverslag van de wedstrijd, waarmee een nieuw nationaal kijkcijferrecord werd gezet. Reclametijd tijdens dit evenement is dan ook duur betaald.

Waarschijnlijk is het juist doordat de ze zo duur zijn, dat de bedrijven die zendtijd kopen hun beste beentje voor zetten bij het maken van de reclames. De creatiefste, leukste, grappigste en memorabelste spotjes uit de Amerikaanse televisiegeschiedenis zijn gemaakt om maar één keer tijdens de Super Bowl uitgezonden te worden. Er zijn dan ook enorm veel mensen in de VS die niet van sport houden, maar toch ieder jaar weer voor de televisie zitten om de reclames tussen het hoofdevenement door te zien.

Één van de reclames dit jaar was er één van het biermerk Budweiser. Budweiser maakt een lagerbier, dat erg lijkt op pilsner, en is het meest verkochte bier in de VS. De brouwer heeft de laatste jaren echter een groot gedeelte van haar monopolie verloren en dat is vooral doordat jongere mensen steeds minder ‘Bud’ drinken. Met het spotje probeert het merk vooral twintigers voor zich te winnen, maar met beperkt succes.

In het filmpje vertelt Budweiser door middel van tekst die op het scherm verschijnt dat het trots is een macro brewer, een massabrouwer, te zijn. Het is geen speciaalbierbrouwer, micro brewer, en maakt een bier dat niet eerst besnuffeld en dan genipt moet worden, maar eentje voor de gewone man met een gewone smaak die gewoon een biertje wil.

We hebben het al eerder gezegd op MMeM, onze generatie is er één die verlangt naar eenvoud. Wat dat betreft zou je zeggen dat de reclame mooi aansluit bij de wensen van de doelgroep. Ware het niet dat wij als twintigers hebben besloten eenvoud te interpreteren als ambachtelijk, handgemaakt, zonder ingewikkeld, groot productieproces. Wij, en met ons onze leeftijdsgenoten in Amerika, hebben grotendeels het speciaalbier omarmd. Wij houden van haar uitgesproken smaken. Wij houden ervan om rond een tafel te zitten en daadwerkelijk een gesprek te voeren, onderwijl een speciaalbiertje nippend. Dat wil nog niet zeggen dat we ook niet zo af en toe op een zaterdagavond naar de kroeg gaan en twintig pilsjes achterover gooien, om zonder herinneringen op iemand anders’ vloer wakker te worden, maar wij waarderen dat er meerdere manieren zijn om van bier te genieten.

Volgens mij is Budweiser zich van dat alles wel bewust, want in de reclame zien we een nogal schizofreen beeld. Budweiser probeert aan de ene kant de gewone jongen te spelen, maar komt aan de andere kant met dingen die duidelijk bedoeld zijn voor een hipsterpubliek. Zo vermelden ze vol trots dat ze het enige bier maken wat nog wordt gerijpt op beukenhout en zien we beelden van hop, paarden en werkende brouwers die ambachtelijkheid suggereren. Ze zeggen dat zij het bier the hard way brouwen, wat ingaat tegen hun eerdere statement dat ze massaproducenten zijn. Onder de teksten die spreken over de snobberige speciaalbierdrinkers staan beelden van besnorde en bebaarde mannen die het erg naar hun zin hebben bij het drinken van donkere bieren.Op die manier weet Budweiser iedereen voor het hoofd te stoten. De hipster door ze voor snob uit te maken en de gewone boerenjongen door hem smaken op te dringen die hij niet heeft, op proberen te voeden als het ware.

Verder stoort het mij dat de enige vrouwen die in beeld komen serveersters zijn. Juist onder de jongere generaties is het heel gebruikelijk dat vrouwen ook bier drinken. Wat de spreekwoordelijke kers op de hypocrisietaart is, is dat het moederbedrijf van Budweiser, Anheuser-Busch InBev, net de brouwer Elysian heeft overgekocht. Deze brouwer maakt onder andere het in de reclame bespotte perzik-pompoenbier.

Gijsbert Kramer, houd jíj maar even je mond.

Bob Dylan brengt volgende week een nieuw album uit, genaamd Shadows in the Night. Op dit album zingt Dylan klassiekers uit de Amerikaanse jazzgeschiedenis, zogenaamde ‘standards.’ Wat al die liedjes nog meer gemeen hebben, is dat Frank Sinatra ze ook al eens heeft opgenomen. De Volkskrant kreeg de cd al eerder en vroeg Gijsbert Kramer deze van kritiek te voorzien. Gijsbert vond het mooi en gaf de cd vier uit de maximale vijf sterren. ‘Bob Dylan zong nog nooit zo mooi en zorgvuldig,’ aldus Kramer. Ik vind dat niet en ík heb gelijk.

De muziekjournalistiek in Nederland is vaak niet van erg hoog niveau. Muziekkritieken bestaan, net als andere kunstbesprekingen, voornamelijk uit meningen en meningen mogen verschillen. Ik vind echter wel dat de ene mening meer waard is dan de andere. Een geïnformeerde mening weegt zwaarder dan een ongeïnformeerde. Aan het schrijven van Kramer te zien is hij niet bijzonder geïnformeerd op het gebied van muziek. Een korte google-sessie laat zien dat hij naast het schrijven vooral als dj actief is. Dat mensen die veel plaatjes draaien verstand hebben van muziek, is een veel voorkomende misvatting. Dj’s weten vaak een hoop over wie welke plaat geproduceerd heeft, in welk jaar, en op wiens geleende gitaar de gitarist speelde, nadat die welk whiskymerk over zijn eigen gitaar morste. Vraag ze echter vervolgens wat het verschil is tussen een majeur en een mineur ladder en je krijgt een lege blik retour.

In de Bob Dylan-recensie schrijft Kramer onder andere dat je de zanger geen ‘zuivere stem’ kan toedichten. Dat bestaat niet, een zuivere stem. In muziek betekent zuiver accuraat van toonhoogte in relatie tot andere tonen of een van te voren afgesproken stemming. Zuiverheid gaat over de frequentie van een toon. Zuiver staat niet gelijk aan mooi, vals staat niet gelijk aan lelijk. Een stem kan mooi, getraind, of gecontroleerd zijn, maar niet zuiver. Dat is een fout in terminologie die in het dagelijks leven heel veel voorkomt, dat vind ik geen probleem, maar als je jezelf journalist noemt, moet je zo’n basaal begrip kennen en juist kunnen toepassen. Een wetenschapsjournalist zou er nooit mee weg kunnen komen als hij de maan als ster zou omschrijven.

Ik heb de twee nummers van het album die Vevo op internet heeft gezet beluisterd, en zoals ik in mijn eerste alinea al liet doorschemeren ben ik niet echt onder de indruk. Er is een traditie van zo’n honderd jaar als het gaat om het zingen van deze liedjes. Ik ben helemaal niet iemand die vindt dat je alles per se conform de traditie moet doen, sterker; ik ben daar erg op tegen. Wanneer je dit repertoire zingt kan je echter niet om die traditie heen, je moet er iets mee doen. Je kan je best doen om die te volgen, of je kunt er bewust van afstappen. Wat je niet kunt doen is net doen of die traditie niet bestaat. Dan houd je je publiek voor onwetend en dat is een van de grootste fouten die je als kunstenaar kunt begaan. Dat laatste is wat Dylan doet. Ik vermoed dat hij zich naast het luisteren naar Frank Sinatra nooit echt verdiept heeft in het materiaal, en dat hij het uit eigen onwetendheid doet, wat wat mij betreft verzachtende omstandigheden zijn. Dat betekent echter niet dat ik de cd goed moet vinden.

Het grootste euvel bij Bob Dylan zit hem in de ritmiek. Deze nummers, standards, zijn vaak ritmisch erg saai. Goede zangers benaderen deze nummers dan ook behoorlijk vrij. Zij improviseren ritmisch, en soms ook melodisch. Zij trekken noten voor, of stellen ze uit. Ze rekken melodieën op, of versnellen ze juist. Daardoor komen de mooie noten die al door de componist zijn gekozen beter tot hun recht en blijft een nummer vers, ondanks dat je het al heel vaak hebt gehoord. In de muziek noemen we dat frasering. Dylan doet dat niet. Hij zingt elke noot precies op de plek waar je hem op zou schrijven als je de meest eenvoudige basisversie van het nummer zou noteren. Dat zou ook mooi kunnen zijn, als de begeleiding zich daar voor leent. Met een lege, minimale begeleiding zou het een prachtig verstild, fragiel effect kunnen hebben. Met een drukke, hectische begeleiding zou het leidraad en contrast kunnen zijn. Dylan kiest echter voor een bijzonder weinig dynamische countrybegeleiding, die al even zoutloos is als zijn eigen zang. Daardoor word het geheel saai en klinkt het niet alsof Dylan expres is afgestapt van de traditie om te fraseren tijdens het zingen, maar alsof hij niet weet dat dat is wat je normaal gesproken doet wanneer er zo weinig gebeurt op ritmisch gebied. Leg Bob Dylan’s versies eens naast die van Frank Sinatra en hoor hoe fris en levendig die laatste klinken in vergelijking.

Als je dan toch een popicoon jazzstandards wilt horen zingen stel ik voor om eens naar de plaat Cheek to Cheek van Lady Gaga en Tony Bennett te luisteren. Gijsbert Kramer heeft deze ook voor De Volkskrant gerecenseerd in een stukje genaamd ‘Gaga, Bennett, houden jullie maar even je mond’ (hoe kan het dat deze man nog steeds voor een kwaliteitskrant mag schrijven?). Hij gaf de cd twee van de vijf sterren. Ook hier heeft hij het fout. Deze cd is weliswaar traditioneel als maar zijn kan, maar wel verdomd goed gezongen, zeker door Gaga.

Nieuwe ronde

Dit is ons tweede stukje na onze grote heropening afgelopen maandag, en ik moet zeggen; de sleur zit er alweer goed in.

De voornaamste reden dat MMeM afgelopen seizoen was doodgebloed, was omdat we zo af en toe niets weten om over te schrijven en dan gaan er soms wel uren aan snuffelen op nieuwswebsites aan vooraf, voordat de inspiratie gevonden is. Wij waren toen alledrie in situaties waarin we geen tijd hadden voor dat soort dingen, en besloten om de stukjes met steeds verminderde regelmaat naar buiten te laten komen en uiteindelijk helemaal niet meer te maken. Wanneer ons vast publiek zich zou realiseren wat er gaande was en zij uit verbijstering en teleurstelling in actie zouden komen, mails zouden gaan sturen, herrie zouden gaan schoppen, zouden wij allang uit de voeten zijn. Zulke reacties bleven echter uit, wat wij dan weer erg teleurstellend vonden.

Vandaag was weer zo’n dag. We hebben twee dagen geleden echter gezegd dat we iedere woensdag iets posten, dus het is nu nog wel erg vroeg om dat op te geven. Dan weten jullie het, ik schrijf een stukje, maar echt van harte gaat het niet.

Tijdens mijn internetspeurtocht kwam ik een bericht tegen over Giel Beelen. Ik heb een hekel aan Giel Beelen, dus dat zou een mooi onderwerp kunnen zijn. Hij had gehuild op televisie, eerst in zijn eigen programma en daarna bij De Wereld Draait Door. Daarna had hij een muziekrecensent die een prijs had gewonnen op Facebook bekritiseerd. Die recensent had hem weer bekritiseerd op zijn eigen website, en Beelen reageerde daar weer op. Mensen reageerde daar weer op via twitter. Nederland was Giel Beelen zat, zo vertelde de kop mij.

Het was de site van Spits Nieuws, dus ik weet eerlijk gezegd ook niet wat ik verwachtte, maar het blijft mij verbazen wat er zo af en toe voor nieuws doorgaat. Het nieuws was nu dat er boze mensen twitterde over iemand die boos was op iemand omdat diegene boos was op persoon één. Ik heb er even over gedacht om een stukje te schrijven over hoe gek ik dat vind, maar dan heb je een stukje van iemand die boos is, omdat er mensen schrijven over dat mensen boos zijn op iemand die boos is op iemand die boos is omdat diegene boos is op die persoon. Ik denk niet dat ik op die manier mijn punt kracht bijzet.

Vandaar dat jullie dit lezen; een metastukje over hoe moeilijk het wel niet is om stukjes te schrijven. Dat is lui, waarvoor ik me excuseer. Daarnaast is meta geloof ik ook alweer passé, wat slecht nieuws is, want deze alinea smeert er nog een metalaagje overheen. Zo aan het einde kan ik wel zeggen dat dit een behoorlijk matig stukje is. Ik gooi het maar op de roest die ik uit mijn toetsenbord moest tikken na tien maanden inactiviteit.

Teambuilding Met Man en Muys 2013 – Claudio

20130823-IMG_2365

De redactie, inclusief lifters.

Maandag:
Al weken heb ik uitgekeken naar de biervakantie die Joop en ik aan het plannen waren. Helaas had Thomas de dag voor vertrek besloten toch naar Noorwegen te gaan. Wij wilden hem ompraten, maar toen Thomas al Joop’s geperforeerde pingpongballetjes weer gedicht had, hij dreigde om mijn hemd te wassen (en daarmee maanden aan zorgvuldige geuropbouw teniet te doen), en al twee minuten zijn adem aan het inhouden was, zijn we toch overstag gegaan. Joop was vooral chagrijnig, maar ik laat me niet zomaar verslaan en heb bier ingeslagen en overgeschonken in een verpakking waarvan ik zeker weet dat Thomas er nooit bij in de buurt komt; flesjes mondwater.
Ik sta in Noorwegen en kijk om mij heen. Thomas staat op vissen te springen en Joop zit gehurkt met zijn buikloop te kampen. Ik neem een grote slok van mijn La Trappe Quadrupel, veeg wat druppels van mijn kleren (afkomstig van Joop of Thomas, ik ben niet meer in staat te onderscheiden wie) en bedenk me dat natuur best ok is als je dronken bent.

Dinsdag:
Lopen gaat lastig met de kleine veertig kilo bier in mijn rugzak. Gelukkig lopen we maar een kilometer en wordt het gewicht in mijn rugzak steeds een beetje minder. Na een busreis waarin ik een beetje van mijn roes af heb kunnen slapen, bevind ik mij opeens op een berg. Na een aantal zaken waar ik me niet veel meer van herinner (ik zie nog vlammen voor me en ruik de weeïge geur van compost en de Twentse keuken), besluit ik mijn blaas te gaan legen in een beekje. Terwijl ik daar sta, met mijn piemel in mijn hand en een mondwaterflesje Hoegaarden Wit aan mijn lippen, zie ik dat Joop zich een paar meter stroomafwaarts staat te wassen in het beekje waarin ik momenteel urineer. Ik lach, waarbij een klein beetje braaksel meekomt, en geniet van mijn omgeving.

De redactie, in verschillende stadia van verval.

De redactie, in verschillende stadia van verval.

Woensdag:
Ik ben voor het ontbijt al begonnen met drinken van Delirium Tremens. Ik heb verder niet zoveel meer meegekregen.

Donderdag:
Wederom wakker geworden in een plas van mijn eigen spuug. Terwijl ik de tent in een zakje duw, te katerig om hem eerst schoon te maken, vraagt Thomas hoe mijn tent toch iedere dag zo nat komt. Ik brom iets over een lek en bestrijd de hoofdpijn met een paar slokken Karmeliet Tripel. Onderweg zijn we nog even gestopt bij een meertje. Daar heb ik zowaar een paar bergnimfen zien badderen. Ik heb geprobeerd om foto’s te maken, maar kon onder invloed niet meer scherp stellen. Ik geloof niet dat ze mij gezien hebben. Thomas had een erg mooie broek aan vandaag.

Vrijdag:
Vandaag hebben we een stukje gevaren op een boot. Thomas was zeeziek geworden, maar ik heb me goed weten te houden; ik ben al een week gewend aan de deining. Eenmaal weer aan land zet ik mijn tent op en ga rustig in het gras liggen met een Guinnessje. Ik begin dat nomadisch bestaan steeds meer te waarderen.

Zaterdag:
Lekker gelopen vandaag. Mijn bier is bijna op, maar ik heb het voor vertrek in de waterzak van mijn rugtas gegoten, waardoor ik tijdens het wandelen via een rietje van een lekkere Zatte van Brouwerij ’t Ij kan genieten. Thomas probeert me een aantal keer aan de kant te duwen, terwijl hij me voorbij rent, maar ik haal hem ook zo af en toe in als hij uitgeput op de grond is gevallen, zijn broek zo ver is afgezakt dat dat het lopen tegenwerkt, of hij met zijn arm vastzit achter een rotsblok. Terwijl ik ’s avonds het laatste beetje bier in mijn mond laat lopen, zie ik er nu al tegenop om morgen met een legendarische kater te moeten vliegen. Dat zijn echter zorgen voor Nuchtere Claudio, bedenk ik me, terwijl Dronken Claudio langzaam, maar vredig, bewustzijn verliest.