TV-loosheid

Ik heb geen televisie. Zo af en toe komt het voor dat ik dat moet zeggen, bijvoorbeeld wanneer het gesprek afbuigt naar een blijkbaar bijzonder geestige reclame of naar de meest recente aflevering van Familiediner. Ik moet het dan zeggen, om te verklaren waarom ik niet mee kan praten en ik zo ongezellig stil ben. O, en natuurlijk om te laten weten dat ik beter ben dan iedereen.

Ik weet niet zo goed waarom het niet in het bezit zijn van een televisie een positief iets is. Ik kan me goed voorstellen waarom het urenlang voor de beeldbuis hangen, omdat je niets bereikt hebt in je leven en je de zwaarte van je eigen nutteloosheid wil verlichten door te kijken naar andermans misère, als tijdsverspilling gezien kan worden, maar dat geldt alleen als je naar programma’s als Oh Oh Cherso, Big Brother of De Wereld Draait Door kijkt. Er bestaat wel degelijk slimme televisie waar je wat van opsteekt als je ernaar kijkt. Om een medium af te schrijven omdat er ook rotzooi de wereld mee in wordt geslingerd is raar. Volgens die logica moet het ook lovenswaardig zijn om geen krant te krijgen, omdat de Telegraaf bestaat. Het is natuurlijk alleen lovenswaardig om geen Telegraaf te ontvangen, hoewel wanneer je hem ontvangt omdat het bevredigender is dan gebruikelijk wc-papier er een uitzondering gemaakt mag worden.

Toch is het zo dat ik, wanneer ik laat vallen dat ik geen televisie heb, ik mij stiekem wel een beetje beter voel. Alsof ík niet een slaaf van het corrupte, op geld beluste Hilversum ben, zoals de rest van jullie dat wel is. Zelfs al weet ik dat het onzin is, dat ik vooral geen televisie heb omdat ik echt heel erg arm ben, dat ik toch regelmatig televisieseries kijk op mijn computer, bekruipt mij een gevoel van superioriteit wanneer ik de magische woorden uitspreek; “ik heb geen televisie.” Hmmmm.

Het sentiment past ook prima binnen de tijdsgeest. Wij zijn voortdurend bezig met onze persoonlijkheid vorm te geven, wij zijn individuen, geen kuddedieren die alles doen wat Matthijs hun opdraagt. Daarnaast zijn wij jonge creatievelingen, die als eerste generatie alle informatie ter wereld ter beschikking heeft, voor wie goed niet goed genoeg meer is, maar enkel perfectie volstaat. Wij kunnen niet onze tijd verdoen met televisie kijken! Wij moet creëren, oefenen, leren! Het is eigenlijk de schuld van de maatschappij dat ik mij verheven voel door mijn TV-loosheid. Ik kan er niets aan doen.

Daarnaast ben ik natuurlijk gewoon echt beter dan jullie.

 

Terugkomst

Enkele weken geleden werd er op deze site vermeld dat het al enige maanden terug was dat Thomas en Claudio op de redactie gespot waren, en dat zij het reilen en zeilen van dit bastion van beschaving aan de arme Joop overlieten. In de postscriptum van datzelfde bericht stond al geschreven dat Thomas zijn bakkes weer in de MMeM-loods had laten zien. Ook Claudio is ondertussen terecht en heeft de nobele taak van volksvermaak, miseducatie en het zaaien verdeeldheid weer opgepakt.

Het was een koude avond. Joop was druk met het indexeren van zijn theezakjes en Thomas had juist zijn Nepalese adoptiezoon, Chandra, de fijne kneepjes van de corveedienst bijgebracht. Plots klapt de deur naar het toilet open en komt Claudio naar buiten gestapt. “Ik zou het komend half uur daar even uit de buurt blijven.” Joop kijkt verstrooid op en laat van schrik de kist rooibos-bosvruchten uit zijn handen vallen. Thomas geeft Chandra een klap in het gezicht. “Daarom zeg ik ook; gebruik extra sterke toiletreiniger.” Claudio strompelt naar zijn typemachine en begint zonder nog iets te zeggen op het toetsenbord te kloppen.

“Waar kom jij vandaan?” vraagt Joop.
“WC,” bromt Claudio.
“Ga je nu beweren dat je daar de laatste twee en een halve maand gezeten hebt?”
“Hmmhmm.”
“Dat ken ik wel,” aldus Thomas.
Joop ziet in dat hij geen helderder antwoord uit Claudio gaat krijgen en laat het maar rusten. Hij is allang blij dat hij niet meer alleen is voor het dobbelspel tijdens Sinterklaas.

Daklozenkrant

In een supermarkt bij mij in de straat staat, net als in alle supermarkten op andere straten, vrijwel altijd een dakloze de daklozenkrant te verkopen. Altijd wanneer ik de winkel binnenstap, zie ik zijn vrolijke snoet en dan zegt hij ‘goedendag meneer, wilt u een krant kopen.’ Ik zeg meestal niets en doe net of ik hem niet kan verstaan door de muziek die uit mijn koptelefoons schalt. Deze dakloze heeft een totaal misplaatste vrolijkheid om zich, waar ik van walg. Ik heb een gezonde afkeer van mensen, en ga contact het liefst uit de weg, dat is voor iedereen beter.

Enige tijd terug moest ik niet bij de winkel zijn, maar bij de geldautomaat die vlak achter de dakloze staat. Ik had geen behoefte aan muziek aan mijn hoofd, maar had uit voorzorg de inactieve koptelefoon op mijn hoofd. Achter mij hoorde ik ‘Hallo mevrouw, wilt u een daklozenkrant kopen? Fijne avond. Asociaal kreng.’ – Pardon? – ‘Daklozenkrant, meneer? Vuile hufter.’ De krantenverkoper, die mij altijd zo goedgemutst leek, beet iedereen, na ze vriendelijk gedag gezegd te hebben, enkele van de creatiefste verwensingen toe die ik in tijden heb gehoord. Ik zal die hier niet plaatsten om te voorkomen dat we gesloten worden, maar geloof me wanneer ik zeg dat het véél kleurijker was dan de nogal brave scheldwoorden die ik hierboven gebruikte.

Nu hebben de meeste mensen niet in de gaten wat er hen naar het hoofd wordt geslingerd. Ik heb één keer gezien dat een mevrouw zich geshockeerd omdraaide naar de dakloze. Deze laatste liet zijn alleraardigste glimlach op zijn gezicht en knikte de vrouw nog vriendelijk na. Ik kon op haar gezicht het moment waarop zij besloot dat ze zich dingen ingebeeld had duidelijk zien. De meeste mensen hebben echter te weinig interesse voor wat de dakloze te zeggen heeft, en lopen zonder op of om te kijken naar buiten.

Bijna heb ik een krant bij de man gekocht; hij heeft een aversie voor mensen die ik gespiegeld zie in de mijne en zijn strijd tegen burgerlijkheid en status quo zou ik graag steunen. Ik heb het echter niet gedaan, en ik denk dat hij dat goed zal begrijpen.

The X-Factor

Op het moment van schrijven zit ik in mijn ouder’s woonkamer waar “The X-Factor” aan staat op de televisie. Voor de mensen dat niet kennen; het is een zangwedstrijd waarin een rapper, een saxofoniste en twee commercieel succesvolle, maar artistiek achtergestelde zangers op zoek gaan naar nieuw zangtalent.
Het is niet leuk om zo’n programma met mij te kijken, maar dat ligt niet aan mij. Dat komt omdat het een slecht programma is, waarin de hoofdrollen zijn weggelegd voor mensen die ergens tussen slecht gekwalificeerd en dom vallen. Wanneer ik daar zo af en toe een opmerking over maak, vind ik niet dat je dat mij kan aanrekenen. Ik heb heus het beste voor met de mensen van het programma, maar als er nooit kritiek wordt geuit, leer je nooit iets. Je gaat het een docent ook niet kwalijk nemen als hij een slecht voorbereide leerling een onvoldoende moet geven.
Het was vanavond de eerste keer dat ik “The X-Factor” heb gekeken. Ik kende het fenomeen uiteraard wel, en ik ben ooit wel eens gedwongen een aflevering van Idols te kijken, maar deze (vrijwel identieke) uitvoering van het format had ik nog nooit gezien. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het best vermakelijk vond, hoewel dat hoofdzakelijk door leedvermaak kwam. Zo vond ik het bijzonder grappig te zien hoe een muzikaal wat minder begaafd jurylid probeerde uit te vogelen wat er mis was toen een kandidaat in een verkeerde toonsoort inzette, of hoe een stel jonge pubers met overduidelijk ingestudeerde, compleet misplaatste gangsterrapbewegingen probeerde voor de toondoofheid van het merendeel van hun groep te compenseren.

Het grappigst is het wanneer er gepraat wordt. De kandidaten en juryleden hebben veel soortgelijke programma’s van Amerikaanse bodem gezien en hebben de daar gebruikte manier van praten overgenomen. Wat zij zeggen zit daardoor vol groots klinkende, maar nietszeggende uitspraken, anglicismen, verhaspelde gezegdes en dingen die gewoon niet kloppen. Hieronder heb ik enkelen van mijn favorieten op een rijtje gezet.

Blaas me weg.

Jullie gaan aan.

Je bent nu al een geboren talent.

Hij heeft zijn kern gevonden.

In het begin van je carrière moet je iemand zijn.

Je bent kabam, weet je wel?

Misschien, qua zangtechnisch, lukt het me niet de beste techniek neer te zetten…

Koningsliedkritiek II: The Sequel

Zoals waarschijnlijk eenieder van u al weet is gisteren officieel het voltooide koningslied van John Ewbank gepresenteerd en, waarschijnlijk zoals eenieder van u, heb ik het ook geluisterd. Verder is er, zoals eenieder van u al weet, een verontrustende hoeveelheid kritiek op gekomen. Zoals tot slot eenieder van u al weet, heb ik enkele weken geleden al een stuk geschreven over de kritiek die er kwam naar aanleiding van de eerste versie van het lied, die toen werd gepresenteerd in De Wereld Draait Door. Daar sta ik nog steeds achter. Mocht u het vergeten zijn; leest het nog even na. Klik.

Op het moment van schrijven is het gisterenavond. Ik heb zojuist een bescheiden tijd doorgebracht op Facebook. Mijn nieuwsfeed (zoals dat volgens mij heet, zo niet; verbeter mij!) stroomt over met mensen die aan het zeuren zijn over het gewraakte nummer. Ik vraag mij erg af waarom. Zoals uitgelegd in mijn vorige stuk (wederom; klik) voldoet het nummer aan alle criteria die ik kan bedenken voor een lied met deze functie. Het is makkelijk meezingbaar, het ligt gemakkelijk in het gehoor, het is herkenbaar en goed te onthouden. Toegegeven, het is erg goedkoop, over-the-top emotioneel, maar wat verwacht u van een nummer geschreven voor een volk om haar koning toe te zingen? Heeft u wel eens een willekeurig volkslied gehoord?

De situatie doet mij erg denken aan een paar maanden terug, toen er een internet-gebeuren was omtrent een liedje wat een meisje van 13 samen met haar vriendinnetjes had opgenomen. Dit internet-gebeuren bereide zich uit tot een echte-wereld-gebeuren en voor je het wist hoorde je iedereen op de radio, televisie en in de krant klagen over het liedje ‘Friday’ van Rebecca Black. Ik las in de Volkskrant, wat zich nota bene een kwaliteitskrant mag noemen, over hoe vals het meisje wel niet zong, waar niets van waar was. In tegendeel, alle valsheid was rechtgetrokken door middel van Auto-Tune, waardoor haar stem een lelijk vlak en gesynthetiseerd geluid kreeg. De schrijver van het betreffende Volkskrant-stuk wist blijkbaar, net als het grootste gedeelte van u, niet wat vals in muzikale context betekend, namelijk wanneer een toon een hogere of lagere frequentie heeft dan wenselijk is in relatie met andere klinkende of geklonken tonen. Het betekend dus níet schel, geknepen, dissonant, of gewoon lelijk, waarvoor de term onder leken meestal wordt gebruikt.

En dat is precies mijn probleem. Mensen winden zich op over zaken waar zij te weinig verstand van hebben om terecht boos over te zijn of een waardevolle mening over te hebben. Ik ben zelf professioneel muzikant en mag mijzelf, wat mij betreft, best een kritische luisteraar noemen en ik kan u vertellen dat er veel lelijkere, stompzinnigere dingen zijn dan die waar u zich zo boos over maakt. Als ik Rebecca Black hoor vraag ik mij af waarom dit mensen zo schoffeert en muziek van artiesten als Justin Bieber, Esmée Denters en dergelijke niet. Die laatste categorie is beter geproduceerd, dat geef ik toe, maar muzikaal echt niet hoogstaander. Dezelfde verbazing heb ik bij het koningslied tegenover de muziek van Nick en Simon, Jeroen van de Boom of een willekeurig songfestival-lied. Waarom roept de eerste zoveel afkeer op, terwijl Jeroen van der Boom zoveel verwerpelijkere klanken heeft geproduceerd?

Ik denk dat er een hoog gehalte napraterij is bij de kritiek. Het is makkelijk en vermakelijk om je boos te maken over iets waar de rest van Nederland (of de wereld) zich ook boos over maakt. Het is fijn zo af en toe eens flink te foeteren, en muziek is iets waar schijnbaar iedereen een mening over mag hebben en wanneer iedereen het met je eens is, kan je je helemáál risicoloos uitleven.

Ik zou het fijn vinden als iedereen voortaan even kan nadenken over waarom hij/zij wat vindt alvorens zijn/haar mening wereldkundig te maken. Ik probeer zelf zoveel mogelijk te leven naar het principe van ‘het maakt me geen drol uit.’ Heeft iets geen directe invloed op mij? Dan maakt het me geen drol uit. Heeft iets wel invloed op mij, maar een beperkte uitwerking? Dan maakt het me ook geen drol uit. Wordt er iemand geholpen, terwijl het mijn beurt was? Krijgt een bankmanager een exorbitant hoge bonus, zonder duidelijke tegenprestatie? Wordt mijn witte handdoek roze omdat ik hem gewassen heb met een rood shirt? Het maakt me allemaal geen drol uit. Ik heb op een bepaalt punt een beslissing genomen, om mij niet meer op te winden over dingen waar ik niets aan kan veranderen en dat bevalt me sindsdien erg goed. Ik kan iedereen aanraden hetzelfde te doen en zich niet meer druk te maken over de kleine dingen die je dag verpesten.

Tot slot wil ik nog even kwijt dat bovenstaande alleen betrekking heeft op de muziek van de genoemde nummers, niet de tekst. Ik ben muzikant en geen tekstschrijver en heb geen verstand van songteksten. Hierover onthoud ik mij dus van commentaar.

Binnenkort verkrijgbaar bij de Met Man en Muys dierenwinkel.

  • Hondentrapje dat wordt gebruikt bij het fokken van kruisingen tussen Deense Doggen en Chihuahuas.
  • Luchtdichte opslagruimte om de kat van de buren in op de bergen.
  • Nederlands woordenboek en taalgids voor Duitse Herders.
  • Hulpmotortje voor schildpadden.
  • Juten zak om de kat van de buren mee te verdrinken
  • Geheugen trainende spelletjes voor goudvissen.
  • Verzameling tongbrekers voor papegaaien.
  • Schoffel om de kat van de buren mee te begraven.
  • Kruidenmix voor Koreaanse hondenbezitters.
  • Verzamelbox van The Beatles.
  • Een Vijftig Tinten Grijs starters kit om te gebruiken op de kat van de buren.
  • Een shotgun om dat rotbeest mee voor zijn kop te knallen.
  • Wat een schijtdier…

Koningsliedkritiek

Ik zag een paar dagen terug een filmpje op het internet waarin Kees van Kooten geïnterviewd werd. De interviewster was een irritante, pompeuze, pretentieuze vrouw van een, naar mijn mening, nogal middelbare leeftijd. Zij stelde eerst een paar vragen over het politiek engagement van Nederlandse schrijvers, of eerder het gebrek daaraan. Het was pijnlijk duidelijk dat de heer Van Kooten geen zin had in deze quasi kritische onzinvragen en als kijker kon ik daar maar al te goed in komen. Na een minuut of drieënhalf nam het gesprek echter een andere wending. Van Kooten uitte zijn onvrede over het recent bekendgemaakte ‘koningslied’, geschreven door John Ewbank, en zei dat het koningshuis aan haar opvoedende taak voorbij was gegaan door een zo weinig artistiek verantwoord nummer te kiezen. Hij zei dat hij liever had gezien dat er werd gekozen voor een componist als Corrie van Binsbergen.

Hoewel ik het sentiment waardeer; het verlangen naar erkenning van cultuur en kwaliteit, kan ik helaas niet zeggen dat ik het helemaal eens ben met meneer Van Kooten. Ik bedoel daarmee niet dat ik het nummer van Ewbank mooi vind (dat vind ik niet), of dat ik Corrie van Binsbergen een mindere componist vind (dat vind ik ook niet, sterker nog; ik ben een groot fan van Van Binsbergen en heb binnenkort zelfs de eer het podium met haar te delen). Ik ben het ook eens met Van Kooten dat de regering een opvoedende taak heeft, maar weet echter niet of dit het juiste moment is om deze uit te oefenen. Het idee van het koningslied is dat deze bij de kroning van prins Willem-Alexander door heel Nederland wordt gezongen. Dan kan je met een complex, modern klassiek stuk komen wat alleen door geschoolde zangers uitgevoerd kan worden, omdat je dat zo mooi vindt of omdat je vindt dat de Nederlandse bevolking dat mooi moet vinden, maar dan mis je wel de oorspronkelijke bedoeling van het koningslied. Het lied van Ewbank, hoe lelijk en voorspelbaar ook, is lekker degelijk, goed te onthouden, makkelijk te zingen en zal een groter deel van de bevolking aanspreken en aansporen mee te doen.

Daarnaast weet ik niet of Van Binsbergen wel de juiste keus was geweest. Zoals eerder vermeld vindt ik haar te gek, dat is het niet. Zij is echter op haar best in muziek die deels geïmproviseerd, deels gecomponeerd is. Ik vind zelf haar stukken het vetst wanneer er ruimte is gelaten voor improvisatie, en ik denk niet dat dat is wat je wilt bij een koningslied. Een koningslied moet herhaalbaar zijn en uitgevoerd kunnen worden door orkesten bij officiële gebeurtenissen. Improviseren is nou eenmaal een aparte tak van sport en niet iedereen kan dat. Orkesten als de marinierskapel bijvoorbeeld, die spelen veel bij officiële koningsdingen, zijn daar nou eenmaal niet goed in (neemt niet weg dat het een geweldig orkest is). Ik denk dat een gelegenheid als dit vraagt om een meer doorgecomponeerd stuk, en dan kan je naar mijn idee beter Michel van der Aa of Louis Andriessen vragen.

Nogmaals, ik vind het bijzonder goed dat Kees van Kooten op staat voor de cultuur in Nederland, en ik denk dat dat vaker moet gebeuren, niet per se alleen door Van Kooten, maar hij heeft hier wat mij betreft het verkeerde moment voor gekozen. Het idee was goed, de uitvoering wat minder.

Volgroeien

Één van de grootste decepties van het kind-zijn, is de gevulde voorraadkast. Terwijl je opgroeit is het de normaalste zaak van de wereld dat je, als je een glaasje melk bij je ontbijt wilt, je alleen maar naar de koelkast hoeft te lopen om er één in te schenken. Brood lag altijd in de brooddoos en als het daar op was, was er een eindeloze voorraad in de vriezer. Pas wanneer je het ouderlijk huis verlaat wordt het duidelijk in wat voor luxe je verkeerde. Als je brood op is, verschijnt er niet automatisch een nieuwe in de vriezer. Nee, je moet door de kou en regen naar de winkel, omdat je anders de volgende ochtend niet kan ontbijten.

Een mens wordt pas volwassen als hij/zij doorkrijgt dat het bezitten van eten, drinken en andere voorraden geen vanzelfsprekendheid is, maar dat alles gekocht moet worden voor geld. Ik denk dat het moment dat ik in de winkel stond en me realiseerde dat je moest betalen voor wc-papier; dat het afvegen van je billen geld kost, één van de belangrijkste momenten is geweest voor de vorming van mij als man. Dat was het moment waarop ik erachter kwam dat de mens inherent slecht is en altijd overal een slaatje uit wilt slaan. Als je zelfs niet je reet af kunt vegen zonder dat er iemand aan profiteert, wat zegt dat dan over de mens als soort?

Vlak na de realisatie dat alles geld kost, komt de realisatie dat alles teveel geld kost. Niet alleen moet je betalen voor het opruimen van de rommel die veroorzaakt wordt door een geheel onvrijwillige lichaamsfunctie, maar dat kost dan ook nog eens drie euro per pak toiletpapier! Tenminste, wanneer je toiletpapier van een bekend merk met een hondje op de verpakking koopt. Ikzelf koop vaak het goedkoopste papier, het grijze soort. Dat is bijna drie keer zo goedkoop, en daar staat nog op dat het crêpepapier is ook (wat natuurlijk een wereld van woordgrappen opent).

Ficties in opdracht: Weerwoord

Ficties in Opdracht is een rubriek waarbij de ene schrijver schrijft in opdracht van de ander. Ieder kort verhaal wordt geschreven vanuit een opdracht die van tevoren is vastgesteld door een bijzonder onvakkundige commissie. Op moment van schrijven luidt die opdracht als volgt: Schrijf een vervolgverhaal over Martijn, een mislukte weerman met grootheidswaan; elk verhaal moet aansluiten op het vorige deel. Heeft u zelf een heel leuk, grappig, moeilijk of gewoon heel stom idee? Stuur uw suggestie voor een fictieopdracht naar redctie@manenmuys.nl.

Martijn vloekte luid. Ik zou graag vertellen wat hij precies riep tegen zijn televisietoestel, maar dat de petunia’s in zijn vensterbank het moesten horen, vind ik al erg genoeg. Martijn’s vrouw Lydia zat op de bank en liet de haar man uitrazen; ze was al lang geleden gestopt met te geven om wat de buren wel of niet konden horen. Toen Martijn zijn glas bubbeltjeswijn tegen de muur smeet stond ze op, en liep ze naar de keuken om thee te zetten. Vanuit de kamer hoorde ze haar man nog een minuut of tien roepen naar niemand, hijgend op de bank ploffen om daarna nog een paar minuten binnensmonds na te vloeken, voordat ze het verstandig achtte naar binnen te gaan met een pot thee en een schaal koekjes. In de kamer trof ze Martijn in foetus houding aan op de bank. De mini-tompoucen, voor de gelegenheid gehaald, zaten tegen de muur gekleefd, de schaal in diggelen eronder. “Zo erg is het toch niet?” Zei Lydia, “dit verandert toch niets?” Martijn keek op. Hij ging staan en liep tergend langzaam naar Lydia toe, tot hij met zijn neus bijna tegen die van Lydia aanstond. “Jij begrijpt er niets van,” beet hij haar toe en sloeg het dienblad met de thee en koekjes uit haar handen. Even bleef Lydia daar zo staan, lege handen nog geheven naast zich, gezicht slechts millimeters verwijderd van dat van Martijn. Toen draaide ze zich om, pakte haar jas en liep de deur uit. Vanuit de auto belde ze met haar moeder. Martijn heeft sindsdien alleen nog via een advocaat contact met haar gehad.

Zodra Lydia weg was belde Martijn Vicky, zijn Public Image Manager. Ze nam op met “Tough shit, Martijn, heel tough shit.
“Je zei dat dit zou werken,” snauwde Martijn haar toe.
“Martijn, lieverd, ik kon toch ook niet weten dat Texel onder zou lopen? Shit happens, lieverd, shit indeed. Bovendien; als iemand dit aan had kunnen zien komen, dan was jij het wel. Je bent verdomme weerman!”
“Ja, nou, niet dus.”
“Het NOS-weer had iedereen op de waddeneilanden nog geadviseerd om daar weg te gaan. Grootste storm in tweehonderd jaar, zeiden ze. Hoe noemde je dat ook alweer; sensatiegeile prietpraat? Op de televisie nog wel. Je maakt mijn baan wel erg lastig.”
“Ach, laat het. Het is toch niet alsof er ooit iemand kijkt naar die provinciale, kleine stinkzender.  Ik had dit nodig, verdomme!”
“DWDD is ook niet the top of the world, lieverd, er komen andere kansen.”
“Ach, stik er toch in.”

De Wereld Draait Door is wel the top of the world. Dat had Vicky zelf gezegd. Martijn was nu weerman bij een kleine, lokale omroep in Gelderland, maar wilde meer. Het amateurisme van zijn collega’s, de lage kijkcijfers, de alles overheersende kneuterigheid van zijn werkplaats werkte verlammend. Hij wilde er weg, maar moest zich in de kijker spelen bij de grote bazen van echte omroepen. Vicky zei dat als hij zijn gezicht op DWDD kreeg, hij de banen per dozijn aangeboden zou krijgen.

Dit was al het derde plan van Vicky om Martijn in De Tv Draait Door te krijgen, de grappig-clipjes-rubriek van De Wereld Draait Door. Eerder al heeft hij in een live uitzending toespelingen gemaakt op de kleine piemel van de nieuwslezer van de lokale omroep waar hij werkt, en heeft hij opgenomen gesprekken uit laten lekken waarin hij de gast van de desbetreffende nieuwsuitzending ‘een bekrompen mens’ noemt. Toen heeft hij de uiteindelijke uitzending niet gehaald, maar deze keer moest het lukken, had Vicky gezegd. Hij was een live reportage op locatie aan het afronden, met de werknemers van de dorpsbakkerij om hem heen verzameld. Bij wijze van grap gaf Martijn een tik op de billen van de meid die naast hem stond. Haar vriendje, de bakker die twee mensen aan de andere kant stond, kon het niet waarderen en drukte een doos met soesjes, die de jongen toevallig in zijn hand had, in Martijns gezicht. De room liep over zijn kin toen Martijn zijn vaste slotzin zei; fijne avond, Gelderland, dit was het weer weer.

Hilarisch. Helemaal in scène gezet natuurlijk; het meisje was het nichtje van een vriend van Vicky, of een vriendin van een nicht van Vicky, maar evengoed hilarisch. Vicky wist zeker dat Martijn die avond te zien zou zijn in De Wereld Draait Door; ze had het gehoord van kennissen op de redactie. Juist die avond sloeg de storm toe. Martijn had hem niet aan zien komen, de NOS wel, maar dat waren aanstellers en die zaten er wel vaker naast. De kust was overstroomd, dijken waren doorgebroken, de wind veroorzaakte miljoenen aan schade en daarbovenop was bijna heel Texel onder water verdwenen. Het weer overheerste die avond de televisie, en dat was het ergste van alles. Met zo’n landelijke ramp leek het de redactie niet gepast een lichtvoetige clipjesrubriek uit te zenden, en Martijns fragment werd weer niet uitgezonden. Dat hij dan zo reageert is alleen maar logisch. Iedereen zou pissig worden als moeder natuur zelf zich zo overduidelijk tegen je persoonlijke geluk keert.

De telefoon gaat. Het is André, de baas van de omroep. Martijn twijfelt of hij op zal nemen; André was niet bepaald te spreken over zijn acties de laatste tijd. Dat maakte niet zoveel uit. Wanneer Martijn bij RTL of SBS het weer doet, hoeft hij nooit meer naar Andrés nasale stem te luisteren, of zijn besnorde, gehavende, bebrilde gezicht te zien. Met het DWDD-fiasco kan hij zich echter geen ontslag riskeren, en Martijn heeft wel wat goed te maken. Hij zucht diep, wrijft over zijn ogen en neemt op. “Heb je een goede regenjas, Martijn?” Klinkt het vanaf de andere kant van de lijn, “ik hoop het voor je, want je zal hem nodig hebben. Je gaat verslag doen van Texel.”