Ficties in Opdracht is een rubriek waarbij de ene schrijver schrijft in opdracht van de ander. Ieder kort verhaal wordt geschreven vanuit een opdracht die van tevoren is vastgesteld door een bijzonder onvakkundige commissie. Op moment van schrijven luidt die opdracht als volgt: Schrijf een vervolgverhaal over Martijn, een mislukte weerman met grootheidswaan; elk verhaal moet aansluiten op het vorige deel. Heeft u zelf een heel leuk, grappig, moeilijk of gewoon heel stom idee? Stuur uw suggestie voor een fictieopdracht naar redctie@manenmuys.nl.
Martijn vloekte luid. Ik zou graag vertellen wat hij precies riep tegen zijn televisietoestel, maar dat de petunia’s in zijn vensterbank het moesten horen, vind ik al erg genoeg. Martijn’s vrouw Lydia zat op de bank en liet de haar man uitrazen; ze was al lang geleden gestopt met te geven om wat de buren wel of niet konden horen. Toen Martijn zijn glas bubbeltjeswijn tegen de muur smeet stond ze op, en liep ze naar de keuken om thee te zetten. Vanuit de kamer hoorde ze haar man nog een minuut of tien roepen naar niemand, hijgend op de bank ploffen om daarna nog een paar minuten binnensmonds na te vloeken, voordat ze het verstandig achtte naar binnen te gaan met een pot thee en een schaal koekjes. In de kamer trof ze Martijn in foetus houding aan op de bank. De mini-tompoucen, voor de gelegenheid gehaald, zaten tegen de muur gekleefd, de schaal in diggelen eronder. “Zo erg is het toch niet?” Zei Lydia, “dit verandert toch niets?” Martijn keek op. Hij ging staan en liep tergend langzaam naar Lydia toe, tot hij met zijn neus bijna tegen die van Lydia aanstond. “Jij begrijpt er niets van,” beet hij haar toe en sloeg het dienblad met de thee en koekjes uit haar handen. Even bleef Lydia daar zo staan, lege handen nog geheven naast zich, gezicht slechts millimeters verwijderd van dat van Martijn. Toen draaide ze zich om, pakte haar jas en liep de deur uit. Vanuit de auto belde ze met haar moeder. Martijn heeft sindsdien alleen nog via een advocaat contact met haar gehad.
Zodra Lydia weg was belde Martijn Vicky, zijn Public Image Manager. Ze nam op met “Tough shit, Martijn, heel tough shit.”
“Je zei dat dit zou werken,” snauwde Martijn haar toe.
“Martijn, lieverd, ik kon toch ook niet weten dat Texel onder zou lopen? Shit happens, lieverd, shit indeed. Bovendien; als iemand dit aan had kunnen zien komen, dan was jij het wel. Je bent verdomme weerman!”
“Ja, nou, niet dus.”
“Het NOS-weer had iedereen op de waddeneilanden nog geadviseerd om daar weg te gaan. Grootste storm in tweehonderd jaar, zeiden ze. Hoe noemde je dat ook alweer; sensatiegeile prietpraat? Op de televisie nog wel. Je maakt mijn baan wel erg lastig.”
“Ach, laat het. Het is toch niet alsof er ooit iemand kijkt naar die provinciale, kleine stinkzender. Ik had dit nodig, verdomme!”
“DWDD is ook niet the top of the world, lieverd, er komen andere kansen.”
“Ach, stik er toch in.”
De Wereld Draait Door is wel the top of the world. Dat had Vicky zelf gezegd. Martijn was nu weerman bij een kleine, lokale omroep in Gelderland, maar wilde meer. Het amateurisme van zijn collega’s, de lage kijkcijfers, de alles overheersende kneuterigheid van zijn werkplaats werkte verlammend. Hij wilde er weg, maar moest zich in de kijker spelen bij de grote bazen van echte omroepen. Vicky zei dat als hij zijn gezicht op DWDD kreeg, hij de banen per dozijn aangeboden zou krijgen.
Dit was al het derde plan van Vicky om Martijn in De Tv Draait Door te krijgen, de grappig-clipjes-rubriek van De Wereld Draait Door. Eerder al heeft hij in een live uitzending toespelingen gemaakt op de kleine piemel van de nieuwslezer van de lokale omroep waar hij werkt, en heeft hij opgenomen gesprekken uit laten lekken waarin hij de gast van de desbetreffende nieuwsuitzending ‘een bekrompen mens’ noemt. Toen heeft hij de uiteindelijke uitzending niet gehaald, maar deze keer moest het lukken, had Vicky gezegd. Hij was een live reportage op locatie aan het afronden, met de werknemers van de dorpsbakkerij om hem heen verzameld. Bij wijze van grap gaf Martijn een tik op de billen van de meid die naast hem stond. Haar vriendje, de bakker die twee mensen aan de andere kant stond, kon het niet waarderen en drukte een doos met soesjes, die de jongen toevallig in zijn hand had, in Martijns gezicht. De room liep over zijn kin toen Martijn zijn vaste slotzin zei; fijne avond, Gelderland, dit was het weer weer.
Hilarisch. Helemaal in scène gezet natuurlijk; het meisje was het nichtje van een vriend van Vicky, of een vriendin van een nicht van Vicky, maar evengoed hilarisch. Vicky wist zeker dat Martijn die avond te zien zou zijn in De Wereld Draait Door; ze had het gehoord van kennissen op de redactie. Juist die avond sloeg de storm toe. Martijn had hem niet aan zien komen, de NOS wel, maar dat waren aanstellers en die zaten er wel vaker naast. De kust was overstroomd, dijken waren doorgebroken, de wind veroorzaakte miljoenen aan schade en daarbovenop was bijna heel Texel onder water verdwenen. Het weer overheerste die avond de televisie, en dat was het ergste van alles. Met zo’n landelijke ramp leek het de redactie niet gepast een lichtvoetige clipjesrubriek uit te zenden, en Martijns fragment werd weer niet uitgezonden. Dat hij dan zo reageert is alleen maar logisch. Iedereen zou pissig worden als moeder natuur zelf zich zo overduidelijk tegen je persoonlijke geluk keert.
De telefoon gaat. Het is André, de baas van de omroep. Martijn twijfelt of hij op zal nemen; André was niet bepaald te spreken over zijn acties de laatste tijd. Dat maakte niet zoveel uit. Wanneer Martijn bij RTL of SBS het weer doet, hoeft hij nooit meer naar Andrés nasale stem te luisteren, of zijn besnorde, gehavende, bebrilde gezicht te zien. Met het DWDD-fiasco kan hij zich echter geen ontslag riskeren, en Martijn heeft wel wat goed te maken. Hij zucht diep, wrijft over zijn ogen en neemt op. “Heb je een goede regenjas, Martijn?” Klinkt het vanaf de andere kant van de lijn, “ik hoop het voor je, want je zal hem nodig hebben. Je gaat verslag doen van Texel.”