Ik volg Top Gear al meer dan tien jaar. Ik weet niet eens meer precies hoe ik het programma ooit op het spoor ben gekomen, maar als jochie van 13 ben ik waarschijnlijk tijdens het zappen door het programma gegrepen. Seizoen twee was bezig, en ik zag drie mannen die in auto’s reden en daarover naderhand grappend spraken in een vrijwel lege hal. Voor mij, als levenslange autofanaat, waren die auto’s vermoedelijk de voornaamste reden om te blijven kijken. De spoeling voor autoprogramma’s was dun en bovendien waren de meeste van die programma’s tenenkrommend slecht. Het gros is dat nog steeds, trouwens. Maar in 2003 werd elke seconde die gewijd was aan vier banden, een stuur en een motor, hoe slecht ook, door mij gekoesterd.
Maar al snel merkte ik dat Top Gear anders was en iets nieuws bracht. Ik zag mannen die begrepen wat het betekent om een liefhebber van auto’s te zijn. Zij snapten dat liefhebbers (en 13-jarige jongetjes; die twee categorieën vallen nogal eens samen) niet geïnteresseerd zijn in gedegen consumentenadvies over hoofdruimte achterin of de mogelijke kleurencombinaties en de bijbehorende prijzen. Dat is informatie die voor de consument relevant is, wanneer hij of zij op zoek is naar een geschikt vervoersmiddel. Echte autofanaten, daarentegen, zien de auto niet louter als middel, maar als doel op zich. Dat doet ertoe, aangezien de band en omgang met een doel fundamenteel anders is dan de omgang met een middel. De relatie met het doel is ten diepste persoonlijk en contextueel, waardoor de rationaliteit het steeds verliest van ondoorgrondelijke, subjectieve voorkeuren en ervaringen. Anders gezegd: voor autoliefhebbers is objectiviteit met betrekking tot een auto volstrekt irrelevant. Wat telt, is de mate waarin de auto zoiets vaags als ‘passie’ weet op te roepen. En Top Gear begreep dat.
In de afgelopen 12 jaar heb ik geen enkele aflevering gemist; de meeste episodes heb ik meerdere keren gezien. Een groot deel van mijn Engelse vocabulaire is zelfs rechtstreeks terug te voeren op die poky motoring show. De show werd na verloop van tijd merkbaar professioneler, groter en spectaculairder. Maar ondanks alle opsmuk bleef de kern in wezen hetzelfde: de auto als persoonlijke beleving stond centraal. Wat je ook van Top Gear vindt, of van de boodschap die het uitdraagt, het programma wist wel haarfijn de vinger te leggen op wat het betekent om een autoliefhebber te zijn. Om te zien dat je met je gekke verhouding tot blik, olie en metaal gelukkig niet de enige bent. En om te delen in het plezier van andere liefhebbers, die snappen dat een auto meer kan zijn dan de som van zijn afzonderlijke onderdelen.
Jeremy Clarkson, het onbetwiste boegbeeld van Top Gear, kreeg afgelopen week te horen kreeg dat zijn contract bij de BBC eind deze maand niet vernieuwd zal gaan worden omdat hij fysiek geweld tegen één van de producers gebruikt heeft. Wat mij betreft is dat volkomen terecht: zulk zinloos geweld kan en mag niet getolereerd worden, of je nu Jeremy Clarkson heet of niet. Maar met Clarkson komt ook een eind het Top Gear dat we nu 13 jaar lang kennen. De kans is namelijk groot dat ook James May en Richard Hammond zonder Clarkson niet door willen met het programma. Dat begrijp ik, of sterker: ik verwacht eigenlijk niet anders. De fijne, complexe chemie tussen de drie presentatoren is met de jaren één van de hoekstenen van het programma geworden. Wanneer alleen Clarkson wordt vervangen, verliest het presentatorentrio de gedeelde geschiedenis, terwijl dat nu juist één van de krachten achter de geslaagde onderlinge verhoudingen is.
Op dit moment zijn er allerlei vervolgscenario’s mogelijk. Het waarschijnlijkst is dat de BBC doorgaat met Top Gear, maar pas nadat het bedrijf drie nieuwe presentatoren (m/v) heeft aangesteld. Ik zal zeker kijken: de formule van Top Gear is nog steeds de moeite waard. De vraag is of de drie nieuwelingen in staat zijn net zo’n interessante driehoeksrelatie te smeden als hun voorgangers. Er is hoop: de vorige drie zijn ook tamelijk willekeurig bij elkaar gezet. Voor het oude Top Gear-trio hoop ik dat een andere omroep zich aandient, bij voorkeur zelfs één waarbij ze de schaal iets moeten terugschakelen. Wat ze daar ook gaan doen: laat ze zo af en toe in een auto zitten. Laat die liefhebber zo nu en dan een glimp zien van de passie die elk van de heren voor auto’s heeft. Dat stelt mij, als verdwaalde autoliefhebber, gerust en zorgt er bovendien voor dat we niet één, maar effectief twee verschillende Top Gears zullen hebben. Met dat vooruitzicht kan ik wel weer 13 jaar vooruit.