Teambuilding Met Man en Muys 2013 – Claudio

20130823-IMG_2365

De redactie, inclusief lifters.

Maandag:
Al weken heb ik uitgekeken naar de biervakantie die Joop en ik aan het plannen waren. Helaas had Thomas de dag voor vertrek besloten toch naar Noorwegen te gaan. Wij wilden hem ompraten, maar toen Thomas al Joop’s geperforeerde pingpongballetjes weer gedicht had, hij dreigde om mijn hemd te wassen (en daarmee maanden aan zorgvuldige geuropbouw teniet te doen), en al twee minuten zijn adem aan het inhouden was, zijn we toch overstag gegaan. Joop was vooral chagrijnig, maar ik laat me niet zomaar verslaan en heb bier ingeslagen en overgeschonken in een verpakking waarvan ik zeker weet dat Thomas er nooit bij in de buurt komt; flesjes mondwater.
Ik sta in Noorwegen en kijk om mij heen. Thomas staat op vissen te springen en Joop zit gehurkt met zijn buikloop te kampen. Ik neem een grote slok van mijn La Trappe Quadrupel, veeg wat druppels van mijn kleren (afkomstig van Joop of Thomas, ik ben niet meer in staat te onderscheiden wie) en bedenk me dat natuur best ok is als je dronken bent.

Dinsdag:
Lopen gaat lastig met de kleine veertig kilo bier in mijn rugzak. Gelukkig lopen we maar een kilometer en wordt het gewicht in mijn rugzak steeds een beetje minder. Na een busreis waarin ik een beetje van mijn roes af heb kunnen slapen, bevind ik mij opeens op een berg. Na een aantal zaken waar ik me niet veel meer van herinner (ik zie nog vlammen voor me en ruik de weeïge geur van compost en de Twentse keuken), besluit ik mijn blaas te gaan legen in een beekje. Terwijl ik daar sta, met mijn piemel in mijn hand en een mondwaterflesje Hoegaarden Wit aan mijn lippen, zie ik dat Joop zich een paar meter stroomafwaarts staat te wassen in het beekje waarin ik momenteel urineer. Ik lach, waarbij een klein beetje braaksel meekomt, en geniet van mijn omgeving.

De redactie, in verschillende stadia van verval.

De redactie, in verschillende stadia van verval.

Woensdag:
Ik ben voor het ontbijt al begonnen met drinken van Delirium Tremens. Ik heb verder niet zoveel meer meegekregen.

Donderdag:
Wederom wakker geworden in een plas van mijn eigen spuug. Terwijl ik de tent in een zakje duw, te katerig om hem eerst schoon te maken, vraagt Thomas hoe mijn tent toch iedere dag zo nat komt. Ik brom iets over een lek en bestrijd de hoofdpijn met een paar slokken Karmeliet Tripel. Onderweg zijn we nog even gestopt bij een meertje. Daar heb ik zowaar een paar bergnimfen zien badderen. Ik heb geprobeerd om foto’s te maken, maar kon onder invloed niet meer scherp stellen. Ik geloof niet dat ze mij gezien hebben. Thomas had een erg mooie broek aan vandaag.

Vrijdag:
Vandaag hebben we een stukje gevaren op een boot. Thomas was zeeziek geworden, maar ik heb me goed weten te houden; ik ben al een week gewend aan de deining. Eenmaal weer aan land zet ik mijn tent op en ga rustig in het gras liggen met een Guinnessje. Ik begin dat nomadisch bestaan steeds meer te waarderen.

Zaterdag:
Lekker gelopen vandaag. Mijn bier is bijna op, maar ik heb het voor vertrek in de waterzak van mijn rugtas gegoten, waardoor ik tijdens het wandelen via een rietje van een lekkere Zatte van Brouwerij ’t Ij kan genieten. Thomas probeert me een aantal keer aan de kant te duwen, terwijl hij me voorbij rent, maar ik haal hem ook zo af en toe in als hij uitgeput op de grond is gevallen, zijn broek zo ver is afgezakt dat dat het lopen tegenwerkt, of hij met zijn arm vastzit achter een rotsblok. Terwijl ik ’s avonds het laatste beetje bier in mijn mond laat lopen, zie ik er nu al tegenop om morgen met een legendarische kater te moeten vliegen. Dat zijn echter zorgen voor Nuchtere Claudio, bedenk ik me, terwijl Dronken Claudio langzaam, maar vredig, bewustzijn verliest.

Teambuilding Met Man en Muys 2013 – Joop

20130822-IMG_2019

Maandag:
Hoewel Claudio en ik ons eerder dit jaar voorgenomen hadden uitgebreid op biervakantie te gaan, liggen we nu toch echt te kutten in een tent in Noorwegen. Vanaf onze idyllische locatie, tussen halfdode bosjes op het terrein van een wegenbouwbedrijf, kijken we toe hoe Thomas een soort dans maakt om zijn tent. Het blijkt dat hij woest al zijn haringen aan het vertrappen is, omdat ze dan “nog ergens goed voor zijn, verdomme!” Claudio en ik lachen om het feit dat Thomas haringen met uitjes heeft meegenomen, maar het is slechts een schrale troost: een verloren biervakantie is niet goed te maken. Maar, zo besluiten we optimistisch, je kunt het wel wreken. Verder vooral diarree gehad.

20130820-IMG_1833Dinsdag:
De wandeling vandaag was kort, hooguit een kilometer, maar dankzij een kleine technische misser hebben we er wel ruim 4 uur over gedaan. Na een busrit staan we nu bovenop een berg, die bedekt is met een soort vochtig mos. Claudio en mij werd verzocht ergens anders te gaan staan; blijkbaar kan ons reisgezelschap minder goed tegen windjes dan wijzelf. Terwijl Thomas onze broodnodige lampenolie aan het gebruiken is om een artificieel vreugdevuur te maken (wat zou impliceren dat er enige vreugde in zijn leven is, wat ik momenteel betwijfel), ga ik mij nu even wassen in het beekje. Dat is een paar centimeters warm, maar wel prettig voor het gemoed. En de ballen, want goed zaad is koel.

Woensdag:
Alweer wandelen. De route voerde langs een asfaltweg. Gletsjer hier, rivier daar, maar weinig dat echt de moeite waard was. Vooral veel doodgewone kilometers met stijgingspercentage. Het instant-eten uit zak leek even een lichtpuntje, maar was helaas een domper. Nu regen, meer diarree en chocolademelk voor 5 euro per kop in een soort enorme bergsauna. Thomas is opgewekt en geniet, Claudio heeft een natte tent en een bedroefd hoofd. Het lijkt in niets meer op een biervakantie.

Donderdag:Soppen.
Het weer was goed vandaag. De uitbundige zonneschijn zorgde ervoor dat Thomas’ thermosondergoed niet langer in een verhullende broek gestoken diende te worden en dat maakte de rest van de wandelaars merkbaar ongemakkelijk. Verder zagen we meren, sneeuw en stapels stenen. Behoorlijk veel stenen zelfs. Onderweg samen met Thomas even gebadderd in, wederom, fris water. Over het feit dat we elkaar hoogst erotisch en intiem inzeepten werd gelukkig niet al te moeilijk gedaan. Claudio heeft nog foto’s, geloof ik. De tenten hebben we neergezet op een eilandje in de rivier. Een mooie locatie, maar wel zompig. Dat zal Claudio’s tent niet fijn vinden, want die heeft al moeite met Claudio’s kwijlerige maar opwindende dromen. Thomas en ik hebben hem zojuist nog aangeraden daar eens een boek over te schrijven. Ik zou het tenminste wel willen lezen, vlak voor het slapengaan.

Vrijdag:
We hebben onze tent opgepakt, op een boot gezet, van de boot gehaald en weer opgezet. Ik begin te begrijpen waarom mensen sedentair zijn geworden.

Zaterdag:
Vanochtend wakker geworden met de geur van zelfonderschatting, wandelsokken en knakworsten. Bepaald geen fris begin van de dag. Een dozijn Nutsen kon daar weinig aan veranderen. Wel een geinige klim gedaan vandaag. Thomas en Claudio deden een wedstrijdje naar de top, maar verloren allebei. Verder lekker geplast tegen een rots en bedacht hoeveel manieren er zijn om vegetarische groentelasagne te maken zonder groente. Nu slapen, morgen naar huis.

Claudio slaapt.

Bierproeverij De Prael

De redactie is nooit te beroerd om voor een bierproeverij het bed uit te komen. Sterker nog: dat is zo ongeveer het enige waarvoor we nog wel tussen de klamme lappen vandaan komen. Afgelopen week was het weer zover en enigszins onwennig troffen we onszelf op de stoep van Brouwerij De Prael in Amsterdam. “Een pand zo dichtbij de Wallen, dat moet wel een stel heel stoute biertjes opleveren”, zo redeneerde Thomas. “Ik ga voor de blondjes”, meldde Joop glunderend. “Houd op met die kansloze opmerkingen en kom mee naar binnen. Ik heb dorst, verdomme”, zei Claudio barser dan gebruikelijk, en stapte over de drempel van de brouwerij. Een lifter glipte mee naar binnen.

U moet weten dat de redactie een vreemde handicap heeft. Zodra zij voet zet in een willekeurige brouwerij, krijgt zij automatisch een rondleiding voorgeschoteld. Dat is ons inmiddels al een aantal keer overkomen en ook in De Prael was het weer raak. Als gevolg van onze goede opvoeding en onvervalste lafheid schuifelde de redactie slaafs achter de Purmerendse gids aan, die ons het hele brouwproces liet zien. Mout, hop, gist, schroten, maischen, klaren, wort, koken, vergisten, lageren: we kunnen het rijtje inmiddels dromen. Geen van de redactieleden is in staat een fatsoenlijk ei te bakken, maar voor bierbrouwen draaien we onze hand amper nog om.

Tussen de ketels valt Thomas de namen van de biertjes op: “Hé, zijn dit niet allemaal namen van volkszangers?” Joop denkt na, en ondertussen gaat de rondleiding verder. De Purmerendse brouwmeester (“de beste brouwers komen nu eenmaal uit Purmerend”) vertelt dat de bieren inderdaad vernoemd zijn naar zangers. “Hé!”, brengt Joop uit, nog steeds verstrikt in zijn denkproces. “Waarom draagt er geen één bier de naam Dries?”, vraagt Claudio iets geïrriteerd. “Dries?”, reageert de Purmerender, “welke Dries?” “Dries Roelvink, wie anders? Waarom blijft echte kwaliteit toch altijd ondergewaardeerd?”, vraagt Claudio zich hardop zuchtend af. “Let maar niet op hem”, probeert Thomas de sociale spanning iets te verlichten. Claudio loopt met vurige schreden naar het proeflokaal.

Als de rest van de redactie daar aankomt, heeft Claudio net zijn eerste paar biertjes op, waardoor de stemming aanmerkelijk is verbeterd. Gezamenlijk gieten we André, Willeke, Nelis en Johnny de donkere, slijmerige krochten van onze spijsvertering in. De blikken zijn instemmend en begerig naar meer. En meer komt er ook. De barjuffrouw plaatst steeds weer nieuwe volkszangers op onze tafel, en serveert er zo nu en dan zelfs luxe hapjes bij. De sfeer is ondertussen niet meer kapot te krijgen, en zelfs het onbedaarlijk braken onder tafel wordt één groot feest. Jankend van geluk kruipt het drietal naar de kille, gure redactieloods terug en duikt na een slaapmutsje het bed weer in.

Thomas is blij, Claudio wacht op meer bier. Een lifter mengt zich.

Thomas is blij, Claudio wacht op meer bier. Een lifter mengt zich.

Dag van de Arbeid

Terwijl het asfalt onder de tamelijk slappe bandjes van de zwaarbeladen redactionele auto doorschiet, klinkt binnenin de wagen een vrolijk samenzang. De voltallige redactie is op weg naar België om daar de Dag van de Arbeid te vieren. Anders dan in Nederland wordt deze dag in België namelijk met uitbundige en collectieve luiheid gevierd. Wat gezien de naam ironisch is, maar overduidelijk ook Belgisch. “Is het nog ver?”, vraagt één van de twee lifters aan boord van de auto, “ik moet namelijk plassen. Ik heb prostatitis, ziet u.” De redactie lacht hartelijk en zingt opgewekt verder. “Stopt u ook te Gent?”, informeert de tweede lifter. “Ik mag hopen van niet. Dan zouden we wel heel erg verdwaald zijn”, grinnikt Joop vanachter het stuur. “Ha, stel je voor!”, zegt Thomas vlak voordat hij zijn telefoon opneemt.

Joop, Thomas, Claudio, een lifter

Joop, Thomas, Claudio, een lifter

Na een stop in Gent gaat de reis verder. Al vloekend en navigerend op borden voor het vaarverkeer wordt uiteindelijk de juiste weg naar de feestlocatie voor deze dag gevonden: Mechelen. Daar aangekomen neemt Claudio zijn net iets te hippe stadsplattegrond in de hand en leidt de redactie naar het hart van de stad. Luid “Wo ist der Party? Do ist der Party” bulderend wandelen Claudio, Thomas, Joop en een lifter door de straten van Mechelen. Tot grote teleurstelling van de redactie blijken er op de Grote Markt helemaal geen feesttenten, sta-tafels en hossende bierserveersters te staan. “Niet getreurd”, zegt Claudio op zijn plattegrond kijkend, “er zijn meer mogelijkheden voor goedbedoelde en beschonken handtastelijkheden!” “Dat zei mijn vrouw vannacht ook al”, reageert Thomas. “Kunnen we ergens plassen?”, vraagt de lifter. Claudio steekt zijn vuist in de lucht en schreeuwt: “Volg mij, addergebroed!” De redactie volgt ootmoedig de door Claudio ingezette richting.

Thomas en Joop feesten. Claudio vermoedt iets.

Thomas en Joop feesten. Claudio vermoedt iets.

De route voert langs begijnhoven, kathedralen, sigarenverkopers, groene wateren, vinylwinkels, de kruidtuin, bierbrouwerijen, parkeergarages, kaktronen en afgesloten straten. Terwijl Thomas een telefoontje pleegt, constateren Claudio, Joop en de lifter verbijsterd dat er in heel Mechelen geen enkel feest te vinden is. “Hoe is dat mogelijk?”, vraagt Joop zich radeloos en hardop af. Hij herneemt zich en vervolgt: “Laten we een wafel halen. Dat is mijn motto.” Daarna gaat de zoektocht verder, maar waar er ook gezocht wordt, nergens is er enig spoor van een viering. Ten einde raad strijken de redactie en de lifter neer op een terras, bestellen Mechelse bieren en klinken verongelijkt de glazen. “Wat een desillusie”, meldt Thomas, “we gaan nog eens naar België. Poe.” Claudio knikt instemmend: “Een tragedie bij daglicht.” Hij neemt de flyer op die op tafel ligt en bestudeert deze. “Wacht eens…”, vervolgt hij na een korte pauze, “hier staat dat de Dag van de Arbeid op 1 mei is. Dat was gisteren!” “Niemand vertelt ons ooit iets”, reageert Joop gelaten.

"Handig, zo'n openbaar toilet!"

“Handig, zo’n openbaar toilet!”

Het is inmiddels donker en later geworden. De redactie staat lachend in de Befferstraat. De lifter zit ondertussen in een Dixi te plassen. Als hij naar buiten komt en het viertal weer in beweging komt, stoot Thomas Joop aan: “Maar met Mechelen is niks mis.” “Fraaie alliteratie”, knikt Joop. Claudio neuriet een deel van het Belgisch volkslied.

Met Man en Muys op bezoek bij de politieacademie

Enkele dagen terug bevond ik mij in een ietwat surrealistische situatie, namelijk bij een voorlichting voor aankomende politiekundigen. Politiekundigen zijn politieagenten, maar dan die er voor doorgeleerd hebben. Nu voel ik geen enkele behoefte politiekundig te worden, daar ik zeer tevreden ben met mijn gekozen levenspad van hereoinebrouwen, mensenhandel en internetstukjes plagiëren, maar de dochter van mijn moeder is wel voornemens de sterke arm der wet verder te versterken. Zodoende kwam ik , nadat ik mijn vers gestolen ipod moest inleveren, als introducé terecht in een bedompte zaal vol (toekomstige) politie. Wat volgde was een twee en een half uur durende presentatie, met filmpje, praatjes, praktijkvoorbeelden, cake, en hele, echt hele smerige koffie. Hier volgt een rijtje met wat ik heb geleerd tijdens de presentatie.

  • De grootste dagtaak van politiemensen is het vangen van slechte acteurs. Deze acteurs zijn slechte vechtscènes aan het spelen, zitten in een boot met een leeg bierflesje, of lopen op schoolpleinen rond met plasticzakken vol met drugs.
  • Als politieagent spreek je niet over politieagenten, maar over collega’s. Ook als het een politieman betreft die vijftien korpsen verderop werkt en zeven ranken hoger is. De gehele politiemacht zijn ‘de collega’s’, je baas is ‘mijn collega’, een balinese stagair bij de olifantenpolitie is ‘mijn waarde collega’.
  • Er wordt verrassend lauw gereageerd wanneer je vertelt dat je bij de politie wilt, omdat je een stijve krijgt van gerechtigheid.
  • De meeste politieagenten zien er nog goed uit, voor iemand wiens dieet bestaat uit donuts en gevulde donuts.
  • Hoewel het van lef getuigt, is het niet raadzaam een politiemotor mee te nemen voor een joyride over het testparcour.
  • Op een echte politieacademie loopt geen zwarte man rond die te pas en te onpas het geluid van een helicopter, tijger of van een flatulente accountant van middelbare leeftijd nadoet.

De grote Met Man en Muys Wereldcruise

Het is een wiebelig opblaaspaleis in de oceaan, waar Claudio vanaf kotst en schreeuwt dat de meeuwen hun bek moeten houden. De zon komt alweer op. Joop prevelt onverstaanbare woorden en ik zit rechtop in het bubbelbad. Wat een feest. Vorige week wonnen we een Cruise rond de wereld. We zijn halverwege uitgestapt en weggegaan. Waarom? Awel, hierom.

Ik zat net goed in het bubbelbad. De hele ochtend was hij gevuld geweest met de gigantische lijven van het tweetal dat mij vertelde dat ze hun kaartje bij elkaar gespaard hadden met pakken Optimel. Ik glimlachte veel en knikte. Bijna al het water lag inmiddels naast het bad. Twee walrussen met een zonnebril en een doktersroman. Ik heb mij meer dan eens afgevraagd waar de kreet “gezellige dikkerd!” vandaan komt. Nu wist ik het. Ze hadden het erg gezellig. Ik zat net goed in het bubbelbad of ik moest er alweer uit. We gingen voor anker in Skagway, Alaska. Het scheen er mooi te zijn. Ik had het al eens op televisie gezien. Veel bomen en berenpoep. De vlezige opvarenden zouden dat nooit zien. Het zweet gutste al langs hun zijde bij de gedachte aan de wandeling. Een van hen droeg een shirt met daarop een zeearend en een petje met een Amerikaanse vlag. Met hun wegwerpcamera’s hobbelden ze in een straal van 300 meter rond het schip, kochtten ijsjes en chocolaatjes. Ik wilde het niet zien. Ik wilde gewoon bubbelen. En dat kon thuis ook. We hadden net een bubbelbad op de redactie. Gespaard met pakken Optimel.

We zijn nog niet thuis, maar we hebben internet. We hebben onze precieze locatie nog niet kunnen vaststellen, maar daar werkt Claudio aan met de stand van de sterren. Het is bewolkt. U hoort nog van ons.

Groeten vanuit Alaska (of Canada)

Thomas

Derde Keesdag

“Zeg jongens gaan jullie mee? Ik weet een feestje.” Henk staat weer voor het raam. Claudio zucht en buigt zich over zijn mandarijn. Joop sluit de gordijnen en gaat weer onder zijn bureau zitten. Henk klopt. “Jongens! Feest!” Thomas roept vanonder zijn paardendeken dat men open moet doen en dat er zo geen werk verzet kan worden. Claudio opent het raam. Het gaat naar buiten open. “Wat wil je?” roept Joop met een angstige blik. “Ik heb kaartjes voor Kees!”
“Veel plezier,” schreeuwt Joop vanachter. Claudio zucht.
“Gaan jullie mee?”
“Met jou?”
Henk knikt zeer enthousiast.
“Nee, Henk. Maar geef die kaartjes toch maar.”
“…”
Claudio steekt zijn eeltige hand uit het raam en kijkt Henk indringend aan. “Geef maar.” Beteuterd steekt Henk drie kaartjes in Claudio’s schilferige knuisten. “Geef de jouwe ook maar, Henk.” Henk geeft nu ook het laatste kaartje, in een prop. “Dag, Henk.” Claudio sluit het raam, draait zich om en kijkt Joop vragend aan. Joop glimlacht veelzeggend. De blikken verstarren als Thomas zich geërgerd omdraait en in dezelfde beweging het paardendeken van zich afschopt. En zo komt het dat Joop, Thomas en Claudio zich op 27 december richting Utrecht begeven.

Met gezwinde spoed sjokt Claudio in de richting van het spoor. Joop en Thomas volgen gedwee. “Heerlijk om er weer eens even lekker uit te zijn!” Joop wrijft in zijn handen. “Ik heb zin in een feestje!” “Ik niet”, bromt Thomas “Te veel mensen.” Claudio hoort het niet meer. Het geluid van de voorbij denderende vrachttrein uit Duitsland overstemt Joop’s gezeur. “Snel jongens! We moeten deze trein hebben anders missen we het feestje!” Met frisse tegenzin waagt Claudio een sprong. Met vermoeide zucht trekt hij zijn lijf een lege wagon in. Joop en Thomas rennen nog. “Fantastisch! Wat een avontuur!” loeit Joop tevreden. Na een grote sprong staat ook Thomas te hijgen in de wagon waar Claudio zich inmiddels thuis voelt. Hij stalt zijn vingerhoedjesverzameling uit in de hoek.”Nu ik!” krijst Joop hartstochtelijk. Hij duwt zijn lichaam van de grond als een haas en zweeft sierlijk door de lucht. “Heb je lenzen weer niet in Joop?” grinnikt Claudio. Joop komt slechts twee meter te kort en zet een noodlanding in. Hij landt op zijn gezicht en rolt de sloot in. “Dag Joop” mompelt Thomas in het niets terwijl de trein verder raast.

Tivoli is donker en druk. Bij binnenkomst komt de lucht van drogende urine de overgebleven redactieleden tegemoet. Het is een dansend bos. Overal deinen takken als een groene oceaan boven de menigte. “Het is meer een groene deken.” Hoofdschuddend mengt Thomas zich in het feestgedruis. Claudio loopt naar de bar en vraagt om de wijnkaart. Hij wordt schaapachtig aangekeken door het dienstdoende meisje. Een dronken Ruud Gullit laat zijn opblaaskrokodil tegen Claudio’s zijde rijden. “Dat doet ‘ie anders nooit,” meldt de sippe voetballer. “Doe dan maar een verse muntthee”, zegt Claudio. Het meisje kijkt hem even aan en wendt zich vervolgens tot de volgende klant.  Het publiek begint plots te gillen. “Varkens, geiten, boerenkool”, weet Claudio. Sinterklaas zwalkt langszij en kruipend volgen zijn knechten. Zij zweten als otters en laten hun schmink achter op de ontblote bovenlijven langs welke zij schuren. Drie meter verderop loopt een kerstman in een pak vol lucht over de lange tenen van een man verkleed als wigwam. Onmiddellijk gaat een dame gekleed in een bananenpak op de vuist met de opgeblazen kerstman. Drie kleine troetelbeertjes komen kotsend en met uitgelopen make-up voorbij. Van een van de beertjes is het minirokje afzakt. Een stukje toiletpapier plakt aan haar schoen. Alles en iedereen plakt. De drie musketiers dansen vrolijk en lachen. Oplaasdieren, individuen en kliko’s worden bovenlangs doorgegeven. De takken worden nog altijd met serieuze ernst uit de maat in de lucht gestoten. Op het podium staat een uitgemergelde man met een koeien-tovenaarsmuts op en een te groot shirt versierd met paddestoelen. Hij houdt een bordje in de lucht. “Feest”. Dat is Kees van Hondt.

Met wijd opengesperde ogen staat Thomas weer voor Claudio’s neus. “We moeten hier weg”, brengt hij stamelend uit. Thomas is gekleed in slechts een Dommelsch vlag. Hij draagt een duikbril en heeft tas vol dwergen bij zich. De mannen verlaten het gebouw. Thuis zit Joop in rolstoel met een gespalkt been. “Het was niets aan, Joop”, zegt Claudio. Joop zegt niets.

Giph’s workshops

Ronald Edgar Giphart is een schrijver. Hij is geboren in een jaartal op een datum. Zijn vader was een man die Ronald verwekte bij diens moeder. Zij was de vrouw was die de kleine Ronald gebaard had. Na een bepaalde tijd naar een school te zijn gegaan, heeft Giphart enkele jaren gestudeerd. Op een zeker moment is hij aan het schrijven geslagen, en hij verdient waarschijnlijk nog steeds zijn geld op die manier.

Recentelijk is Ronald Giphart aangesteld als de ‘schrijver op locatie’ aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In dienst van de VU tikt Giphart letters, schrijft hij woorden, maar bedenkt hij bijvoorbeeld ook zinnen en/of regels. Daarbovenop mag de schrijver zijn aangeboren talent en jaren ervaring proberen bij te brengen aan onkundige en onwillige studenten in een serie workshops. Uw redactie is verheugd u mede te kunnen delen, dat zij deze werkwinkels gevolgd heeft en nu officieel kan schrijven.

De eerste van de workshops, die plaats vinden in een kleine bioscoopzaal in het verre Amstelveen, stond in het teken van het schrijven van romans. Giphart vertelde over de theorie achter het schrijven, alsook over zijn werkwijze. Nu dacht dit redactielid een behoorlijke kijk te hebben op het schrijversvak, daar hij zelf schrijft voor een gerenommeerde, satirische website, www.manenmuys.nl. Zijn beeld over het schrijversvak is echter compleet verbrijzeld door de verhalen van de VU’s huisschrijver. Toen ik stukjes begon te schrijven heb ik een grote, retro typemachine gekocht, die ik vervolgens elke avond meesleepte naar het café. Aldaar werkte ik eerst een halve fles whiskey naar binnen en rookte ik een paar sigaren alvorens ik onder instemmend gemompel van mijn schrijversvrienden twee briljante zinnen per avond op het papier tikte.

Dat schijnt echter helemaal de verkeerde aanpak te zijn! Ronald Giphart vertelde ons dat hij overdag werkt! In een werkkamer! Nuchter! En hij schrijft nog goed ook! Blijkt dat ik voor niets mijn leveromvang verdubbeld en mijn luchtwegen geasfalteerd heb. Bedankt, romantisch beeld van het schrijversvak, daar gaan de laatste twintig jaar van mijn leven! Aan de andere kant, die laatste twintig jaar had ik anders toch boos op een bankje in het park doorgebracht, schreeuwend naar de eenden en grommend naar de kinderen.

De tweede avond werd gewijd aan het schrijven van columns. Één derde van de redactie moest die avond echter studeren, één derde moest een bijzonder concert bijwonen en één derde was ten prooi gevallen aan het influenzavirus, waardoor Met Man en Muys deze werkwinkel helaas verschiet moest laten gaan. Gelukkig bestaat het grootste gedeelte van deze site niet uit columns en hebben we dus niets gemist wat nog wel eens handig kan zijn…

Tijdens de derde, meest recente, avond behandelde Giphart het schrijven van filmscripts. Na een korte uitleg over de achterliggende theorie van het scriptschrijven, werden we aan het werk gezet. De schrijver moet namelijk een korte film maken voor de VU, maar had nog geen verhaal. Wij werden aan het denken gezet over plotideeën en mochten die daarna naar hartenlust spuien. Samen met Giphart en de mede-workshoppers hebben we gebrainstormd over liefdes, katers, beiaards en liftensymboliek.

Tot slot van de avond kregen we nog een vijftal consumptiebonnen van de schrijver in onze handen gedrukt. Hij moet geweten hebben dat iemand die ons drank verschaft niets fout kan doen. Een bijzonder geschikte kerel, die Ronald Giphart, excellent schrijver, te gekke workshopleider. Ik kijk uit naar de laatste workshop, over het literaire bedrijf. Van mij krijgt deze serie werkwinkels vijf sterren. Voor iedere consumptiebon één.

Ronald Giphart voor de kritische jury van Met Man en Muys. Thomas de Looier checkt zijn gemiste voicemailberichten.

Opening van het Bockbierenseizoen

Redactielid Thomas de Looier krabde zich deemoedig achter de oren toen hij de barbecue opborg voor een winterstop. Het laatste restje zomer was in de blokhut verdwenen. Maar geen reden tot paniek, zo vonden redactieleden Claudio en Joop. Het verdwijnen van de zomer kondigde een nieuw seizoen aan; de herfst, het seizoen van de bockbieren. Om het bockbierenseizoen op passende wijze te openen reizen de redactieleden en fotograaf af naar het winderige land Texel. Daar tussen de schapen en het groen geniet het gezelschap voor het eerst dat jaar van een authentieke Texels stormbock.

Het is koud en donderdag als wij vertrekken naar Waddeneiland Texel. Kleumend en gedesillusioneerd verlaten wij Den Helder door het schip dat ons naar Texel zal brengen te betreden. Waarom geen brug? Of tunnel. Na eindeloze trappen en stinkend geronk van auto’s weten wij de reling te bereiken om over te geven. Meeuwen krijsen zich schor en schijten naar hartelust. Waarom Texel?

De redactieleden verwaaien op het veer naar Texel

Het antwoord op die vraag is eenduidig en simpel. Texel brouwt haar eigen bier en dat is goed. Hoe kunnen we van authentiek Texels bier genieten zonder Texel daarbij te ruiken, schapen te bewonderen en te ruiken, gras, wind en regen te verduren? Het eilandgevoel is belangrijk wanneer men een serieuze drinker is. Er deed zich echter een probleem voor zodra wij voet aan wal zetten. De vonk sloeg niet over en het eilandgevoel bleef uit. De weersomstandigheden droegen bij aan de verloren romantiek van het eiland, maar ook de vlakheid.

Maar nu wij er toch waren besloten wij niet op te geven, ondanks de over het algemeen defaitistische aard van de redactie. Misschien moest het groeien, dat eilandgevoel, en kon je pas na jaren op het eiland gewoond te hebben zeggen: “Het is alsof ik altijd op vakantie ben”. Oppervlakkigheid.

Na een suffe rondleiding door een nog veel suffere brouwerij weten we zeker dat we goed zitten. We hebben een aantal keer gehoord dat het bier gefabriceerd wordt met door de duinen gefiltreerd water, daarnaast komt alle hop en mout van het eiland. Daar betaal je ook voor. Wat is er mis met mout uit Ecuador?

Goedgeluimd kondigen wij ons vertrek aan, weg van de brouwerij, op naar het weiland voor de ultieme Texels Bier ervaring. Op het weiland staan schapen en een boerderij. Het eilandgevoel blijft uit, maar het seizoen moet dan toch geopend worden.

De redactie opent het Bockbierenseizoen

De lage zon geeft fijn geel licht en dat komt ons gemoed ten goede. Datzelfde gemoed wordt enkele minuten later bekoeld door een regenbui. Maar wij zijn simpel. We zijn weer tevreden wanneer de zon terugkomt. Onze stemmingswisselingen lopen synchroon met het constante afwisselen van buien en zon op deze Texelse namiddag. Het besluit om te genieten ondanks koude en barre weersomstandigheden laat lang op zich wachten, maar uiteindelijk hakt Claudio de knoop door. Hij gaat staan om stoïcijns te genieten.

Joop en Thomas volgen. Deze actie die zowel protest als tevredenheid uitdraagt wordt beloond met een fraaie regenboog. Dramatiek heeft lang op zich laten wachten, maar komt dan uiteindelijk toch nog. Bijna komen we tot een collectief eilandgevoel. Net niet. We moeten ons haasten naar de boot en het is weer gaan regenen. In een weiland staat een bord, Ons eiland voor de Heiland. Dan mogen ze wel iets beter hun best doen.

Het eilandgevoel