“Ja hoor!”
“…”
“Pfffft!”
“…”
“Sjongejongejonge!”
“Ik neem aan dat je wilt dat ik mijn krant neerleg en vraag wat er aan de hand is?”
“Wat? Nee. Natuurlijk niet!”
“O, dus al dat gezucht en die verontwaardigde uitroepen waren niét om mij te dwingen jou aan te spreken, omdat jij te onzeker bent direct om mijn aandacht te vragen?”
“Erhm, nee…”
“Nou, mooi, dan ga ik verder met mijn krant.”
“…”
“…”
“Ok, kom eens kijken. Dit moet je zien.”
“Dacht ik het niet.”
“Wat?”
“Niets. Wat is er?”
“Hier, op de wikipedia-pagina van het paard staat dat paarden vier magen hebben!”
“Ja. Nou?”
“Dat is toch onzin!”
“O, maar het staat daar toch?”
“Ja, dat kan iedere idioot erop gezet hebben.”
“Hoe weet jij dan zo zeker dat het niet waar is?”
“…Ik ben zelf een paard.”
“Wat, jij een paard?”
“Ja joh.”
“Goh, nooit geweten.”
“Hoe bedoel je; nooit geweten? Hoe kun je nou niet weten dat ik een paard ben?”
“Nou ja, daar heb ik gewoon nooit zo over nagedacht.”
“Ik heb hoeven.”
“Ja.”
“En een staart.”
“Ja, inderdaad ja.”
“Er komt twee keer in de week een meisje om het hooi in mijn stal te vervangen!”
“Ja, ik dacht dat je misschien een probleem had waar je niet graag over praat.”
“…Een probleem…”
“Iets lichamelijks ofzo.”
“Zo af en toe kan je echt een eikel zijn, weet je dat?”
“Nou, Vulcan, kom op…”
“Nee, stik er maar in!”