Een weinig speciaal bier

Afgelopen weekend vond in de VS de Super Bowl plaats. Dat is de finale van het American football-seizoen en een behoorlijk gedoe aldaar. Er keken dit jaar 114.4 miljoen mensen naar het televisieverslag van de wedstrijd, waarmee een nieuw nationaal kijkcijferrecord werd gezet. Reclametijd tijdens dit evenement is dan ook duur betaald.

Waarschijnlijk is het juist doordat de ze zo duur zijn, dat de bedrijven die zendtijd kopen hun beste beentje voor zetten bij het maken van de reclames. De creatiefste, leukste, grappigste en memorabelste spotjes uit de Amerikaanse televisiegeschiedenis zijn gemaakt om maar één keer tijdens de Super Bowl uitgezonden te worden. Er zijn dan ook enorm veel mensen in de VS die niet van sport houden, maar toch ieder jaar weer voor de televisie zitten om de reclames tussen het hoofdevenement door te zien.

Één van de reclames dit jaar was er één van het biermerk Budweiser. Budweiser maakt een lagerbier, dat erg lijkt op pilsner, en is het meest verkochte bier in de VS. De brouwer heeft de laatste jaren echter een groot gedeelte van haar monopolie verloren en dat is vooral doordat jongere mensen steeds minder ‘Bud’ drinken. Met het spotje probeert het merk vooral twintigers voor zich te winnen, maar met beperkt succes.

In het filmpje vertelt Budweiser door middel van tekst die op het scherm verschijnt dat het trots is een macro brewer, een massabrouwer, te zijn. Het is geen speciaalbierbrouwer, micro brewer, en maakt een bier dat niet eerst besnuffeld en dan genipt moet worden, maar eentje voor de gewone man met een gewone smaak die gewoon een biertje wil.

We hebben het al eerder gezegd op MMeM, onze generatie is er één die verlangt naar eenvoud. Wat dat betreft zou je zeggen dat de reclame mooi aansluit bij de wensen van de doelgroep. Ware het niet dat wij als twintigers hebben besloten eenvoud te interpreteren als ambachtelijk, handgemaakt, zonder ingewikkeld, groot productieproces. Wij, en met ons onze leeftijdsgenoten in Amerika, hebben grotendeels het speciaalbier omarmd. Wij houden van haar uitgesproken smaken. Wij houden ervan om rond een tafel te zitten en daadwerkelijk een gesprek te voeren, onderwijl een speciaalbiertje nippend. Dat wil nog niet zeggen dat we ook niet zo af en toe op een zaterdagavond naar de kroeg gaan en twintig pilsjes achterover gooien, om zonder herinneringen op iemand anders’ vloer wakker te worden, maar wij waarderen dat er meerdere manieren zijn om van bier te genieten.

Volgens mij is Budweiser zich van dat alles wel bewust, want in de reclame zien we een nogal schizofreen beeld. Budweiser probeert aan de ene kant de gewone jongen te spelen, maar komt aan de andere kant met dingen die duidelijk bedoeld zijn voor een hipsterpubliek. Zo vermelden ze vol trots dat ze het enige bier maken wat nog wordt gerijpt op beukenhout en zien we beelden van hop, paarden en werkende brouwers die ambachtelijkheid suggereren. Ze zeggen dat zij het bier the hard way brouwen, wat ingaat tegen hun eerdere statement dat ze massaproducenten zijn. Onder de teksten die spreken over de snobberige speciaalbierdrinkers staan beelden van besnorde en bebaarde mannen die het erg naar hun zin hebben bij het drinken van donkere bieren.Op die manier weet Budweiser iedereen voor het hoofd te stoten. De hipster door ze voor snob uit te maken en de gewone boerenjongen door hem smaken op te dringen die hij niet heeft, op proberen te voeden als het ware.

Verder stoort het mij dat de enige vrouwen die in beeld komen serveersters zijn. Juist onder de jongere generaties is het heel gebruikelijk dat vrouwen ook bier drinken. Wat de spreekwoordelijke kers op de hypocrisietaart is, is dat het moederbedrijf van Budweiser, Anheuser-Busch InBev, net de brouwer Elysian heeft overgekocht. Deze brouwer maakt onder andere het in de reclame bespotte perzik-pompoenbier.

Ouwe Snoepert

Vorig jaar werd Berlusconi’s celstraf omgezet in een taakstraf. Aanvankelijk werd de voormalige premier veroordeeld tot vier jaar in het gevang. Omdat hij toch al een behoorlijk oude man is, werd huisarrest opgeworpen als geschikt alternatief. Weer later, in 2014, besloot de rechter tot een taakstraf, te vervullen in een verzorgingstehuis voor Alzheimer-patienten. Een goede oplossing, want Berlusconi is al aardig in de war.

In 2012 vergiste Berlusconi zich in de leeftijd van zijn eigen verloofde. Kan natuurlijk gebeuren. Hij meende dat zij 28 jaar oud was. Zelf was hij op dat moment 76. Hij vertelde erbij dat zij 49 jaar van elkaar zouden verschillen. Na wat simpel rekenwerk kwam toen uit dat Berlusconi’s verloofde dan 27 zou moeten zijn. Toen werd daar nog om gelachen. Toen de oude zich echter steeds vaker vergiste in de leeftijden van zijn gezellinnen werd het een dingetje. Op zijn Bunga Bunga seksfeesten nodigde hij per abuis een zeventienjarig meisje uit.

Als Berlusconi’s pooiers hun werk beter gedaan hadden was dat nooit gebeurd. Lele Mora, de man die verantwoordelijk was voor de werving van mooie strakke meisjes, draaide vorig jaar gelukkig voor zes jaar de bak in. Bemiddelaar Emilio Fede moet bijna vijf jaar zitten en Hofdame Nicole Menetti werd veroordeeld tot drie jaar. Deze boeven zijn nu waar ze thuishoren. Berlusconi ontsprong de dans. Vandaag vermeldde de Volkskrant dat zijn straf met 45 dagen verminderd is. Hij gaf zelf ook al aan dat het werk behoorlijk intensief was. Waarschijnlijk takelt Berlusconi sneller af dan verwacht.

Welnu, de taakstraf is mild. Berlusconi kan zo op een rustige en veilige manier wennen aan het leven van een bejaarde. Na zijn eerste werkdag vertelde hij glunderend dat hij grapjes had gemaakt en lekker had geklessebest over zijn kluppie AC Milan. Hij had het er duidelijk naar zijn zin. Bingo-avonden zullen worden vervangen door Bunga Bunga-avonden en Berlusconi hoeft zich geen zorgen meer te maken over de leeftijd van de deelneemsters.

Auschwitz

Afgelopen week sprak de Duitse bondspresident Joachim Gauck tijdens de Holocaustherdenking in het Duitse parlement. “Er bestaat geen Duitse identiteit zonder Auschwitz,” zo zei hij daar. “De herinnering aan de Holocaust is een zaak van iedereen die in Duitsland woont.” Verder zei Gauck dat de Holocaust onlosmakelijk met de Duitse geschiedenis verbonden is. “Zolang ik leef, zal ik eronder lijden dat de Duitse natie, met al haar cultuur, tot de schandelijkste menselijke misdaad in staat was,” voegde hij daaraan toe.

Een prachtige, indrukwekkende speech. Ik ben geneigd elke zin die Gauck sprak hier te herhalen, maar ik vrees dat ik zijn voordracht daarmee ernstig tekort zou doen. Ik zal het dus nalaten.

Wat mij echter opviel, was dat Gauck vooral wees op de ‘Duitsheid’ van de Holocaust: de Sjoa tegen een Duitse achtergrond, en Duitsland tegen de achtergrond van de Holocaust. Dat is natuurlijk niet vreemd, gezien de voorname rol die de Duitsers in de Holocaust speelden, maar mij bekroop het gevoel dat Gauck eigenlijk te ‘bescheiden’ was. Laat mij dat toelichten.

De Holocaust houdt mij bezig. Vrijwel dagelijks voel ik de noodzaak om, formeel en informeel, aandacht te schenken aan wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Ik schreef twee scripties die direct en indirect te maken hebben met de Sjoa. Ik woonde (soms illegaal) lezingen bij van overlevenden en hoogleraren. Ik lees boeken en bekijk reportages. Ik luister aandachtig naar de woorden van hen die de crematoria zelf nog hebben zien roken. Ik bezocht Auschwitz twee maal.

Of dit alles een gezonde levenshouding is of niet, durf ik niet te zeggen. Ik weet alleen dat ik een ongelofelijke drang voel om te begrijpen. Om te doorgronden hoe dit heeft kunnen gebeuren. Om de herinnering als gruwelijke waarschuwing levend te houden. En om werkelijk te horen wat het verleden ons vanuit alle macht probeert toe te schreeuwen: dit nooit weer.

Als mij in al die uren aandacht, onderzoek en overdenking één ding duidelijk is geworden, dan is het dat de Holocaust de uitkomst van een tamelijk willekeurig proces was. Een proces dat steunde op toevallige omstandigheden, collectieve angst, individuele meegaandheid, massale onverschilligheid en een fatale verzameling waanbeelden. Niets, zelfs geen ‘hoge cultuur’, waarborgt dat een soortgelijke explosieve mix ergens op de wereld nogmaals ontstaat. En daarom moeten we altijd en overal waakzaam zijn en blijven.

Gauck had gelijk met elk woord dat hij sprak. Maar hij had zich niet hoeven beperken tot de Duitsers alleen. Er bestaat namelijk geen Europese, nee, zelfs geen menselijke identiteit zonder ‘Auschwitz’. De Holocaust is een zaak van ons allemaal. Het is voor altijd aan onze menselijke geschiedenis verbonden; wij behoren de Sjoa met pijn en schaamte met ons mee te dragen. Wie er namelijk op vertrouwt dat de Holocaust nooit meer kan plaatsvinden, begaat de gevaarlijkst denkbare fout: die maakt ‘Auschwitz’ tot geschiedenis.

Gijsbert Kramer, houd jíj maar even je mond.

Bob Dylan brengt volgende week een nieuw album uit, genaamd Shadows in the Night. Op dit album zingt Dylan klassiekers uit de Amerikaanse jazzgeschiedenis, zogenaamde ‘standards.’ Wat al die liedjes nog meer gemeen hebben, is dat Frank Sinatra ze ook al eens heeft opgenomen. De Volkskrant kreeg de cd al eerder en vroeg Gijsbert Kramer deze van kritiek te voorzien. Gijsbert vond het mooi en gaf de cd vier uit de maximale vijf sterren. ‘Bob Dylan zong nog nooit zo mooi en zorgvuldig,’ aldus Kramer. Ik vind dat niet en ík heb gelijk.

De muziekjournalistiek in Nederland is vaak niet van erg hoog niveau. Muziekkritieken bestaan, net als andere kunstbesprekingen, voornamelijk uit meningen en meningen mogen verschillen. Ik vind echter wel dat de ene mening meer waard is dan de andere. Een geïnformeerde mening weegt zwaarder dan een ongeïnformeerde. Aan het schrijven van Kramer te zien is hij niet bijzonder geïnformeerd op het gebied van muziek. Een korte google-sessie laat zien dat hij naast het schrijven vooral als dj actief is. Dat mensen die veel plaatjes draaien verstand hebben van muziek, is een veel voorkomende misvatting. Dj’s weten vaak een hoop over wie welke plaat geproduceerd heeft, in welk jaar, en op wiens geleende gitaar de gitarist speelde, nadat die welk whiskymerk over zijn eigen gitaar morste. Vraag ze echter vervolgens wat het verschil is tussen een majeur en een mineur ladder en je krijgt een lege blik retour.

In de Bob Dylan-recensie schrijft Kramer onder andere dat je de zanger geen ‘zuivere stem’ kan toedichten. Dat bestaat niet, een zuivere stem. In muziek betekent zuiver accuraat van toonhoogte in relatie tot andere tonen of een van te voren afgesproken stemming. Zuiverheid gaat over de frequentie van een toon. Zuiver staat niet gelijk aan mooi, vals staat niet gelijk aan lelijk. Een stem kan mooi, getraind, of gecontroleerd zijn, maar niet zuiver. Dat is een fout in terminologie die in het dagelijks leven heel veel voorkomt, dat vind ik geen probleem, maar als je jezelf journalist noemt, moet je zo’n basaal begrip kennen en juist kunnen toepassen. Een wetenschapsjournalist zou er nooit mee weg kunnen komen als hij de maan als ster zou omschrijven.

Ik heb de twee nummers van het album die Vevo op internet heeft gezet beluisterd, en zoals ik in mijn eerste alinea al liet doorschemeren ben ik niet echt onder de indruk. Er is een traditie van zo’n honderd jaar als het gaat om het zingen van deze liedjes. Ik ben helemaal niet iemand die vindt dat je alles per se conform de traditie moet doen, sterker; ik ben daar erg op tegen. Wanneer je dit repertoire zingt kan je echter niet om die traditie heen, je moet er iets mee doen. Je kan je best doen om die te volgen, of je kunt er bewust van afstappen. Wat je niet kunt doen is net doen of die traditie niet bestaat. Dan houd je je publiek voor onwetend en dat is een van de grootste fouten die je als kunstenaar kunt begaan. Dat laatste is wat Dylan doet. Ik vermoed dat hij zich naast het luisteren naar Frank Sinatra nooit echt verdiept heeft in het materiaal, en dat hij het uit eigen onwetendheid doet, wat wat mij betreft verzachtende omstandigheden zijn. Dat betekent echter niet dat ik de cd goed moet vinden.

Het grootste euvel bij Bob Dylan zit hem in de ritmiek. Deze nummers, standards, zijn vaak ritmisch erg saai. Goede zangers benaderen deze nummers dan ook behoorlijk vrij. Zij improviseren ritmisch, en soms ook melodisch. Zij trekken noten voor, of stellen ze uit. Ze rekken melodieën op, of versnellen ze juist. Daardoor komen de mooie noten die al door de componist zijn gekozen beter tot hun recht en blijft een nummer vers, ondanks dat je het al heel vaak hebt gehoord. In de muziek noemen we dat frasering. Dylan doet dat niet. Hij zingt elke noot precies op de plek waar je hem op zou schrijven als je de meest eenvoudige basisversie van het nummer zou noteren. Dat zou ook mooi kunnen zijn, als de begeleiding zich daar voor leent. Met een lege, minimale begeleiding zou het een prachtig verstild, fragiel effect kunnen hebben. Met een drukke, hectische begeleiding zou het leidraad en contrast kunnen zijn. Dylan kiest echter voor een bijzonder weinig dynamische countrybegeleiding, die al even zoutloos is als zijn eigen zang. Daardoor word het geheel saai en klinkt het niet alsof Dylan expres is afgestapt van de traditie om te fraseren tijdens het zingen, maar alsof hij niet weet dat dat is wat je normaal gesproken doet wanneer er zo weinig gebeurt op ritmisch gebied. Leg Bob Dylan’s versies eens naast die van Frank Sinatra en hoor hoe fris en levendig die laatste klinken in vergelijking.

Als je dan toch een popicoon jazzstandards wilt horen zingen stel ik voor om eens naar de plaat Cheek to Cheek van Lady Gaga en Tony Bennett te luisteren. Gijsbert Kramer heeft deze ook voor De Volkskrant gerecenseerd in een stukje genaamd ‘Gaga, Bennett, houden jullie maar even je mond’ (hoe kan het dat deze man nog steeds voor een kwaliteitskrant mag schrijven?). Hij gaf de cd twee van de vijf sterren. Ook hier heeft hij het fout. Deze cd is weliswaar traditioneel als maar zijn kan, maar wel verdomd goed gezongen, zeker door Gaga.

De Kritische Lezer

De afgelopen tijd was er een hoop gedoe rondom native advertisement, een mooie term voor verstopte advertenties in journalistieke producten. De Homo Sapiens heeft eindelijk het punt bereikt waar hij niet meer valt voor duidelijk herkenbare reclame. Als gevolg daarvan publiceren kranten en tijdschriften artikelen die eruitzien als serieuze journalistiek, om de mening van de lezer te manipuleren. Dat is uiteraard een zeer kwalijke ontwikkeling, maar nog geen reden tot paniek. De journalistiek was al naar de klote en u bent te laat om er iets aan te doen.

Om te blijven bestaan hebben kranten geld nodig, journalisten moeten eten en slapen en letters moeten gedrukt worden op papier of op het internet. Als de lezer te weinig inlegt om het zaakje draaiende te houden wordt er gekeken naar bedrijven (als uw staat een krant financiert kunt u maar beter stoppen met lezen). Voorbeeldje: een bedrijf dat repen chocola produceert adverteert in een krant en wordt uiteraard niet graag geassocieerd met de slavernij van cacaoboeren in Afrika. Een reportage over dat onderwerp kunnen we dus wel vergeten. Daar begint de invloed van bedrijven op de inhoud van een krant, en dat slikken we al jaren.

Betrouwbare journalistiek is slechts op het internet te vinden, bij ons bijvoorbeeld. Wij schrijven vrijwillig, zijn de armoe inmiddels gewend en zijn ook nog eens bereid het juk van de oprecht vrije pers te dragen. Een ander voorbeeld van oprechte journalistiek is De Correspondent, ook slechts online te verkrijgen. De Correspondent werd een paar jaar geleden opgericht als “medicijn tegen de waan van de dag” en wordt, voor zover ik weet, slechts gefinancierd door zijn lezers. De artikelen zijn volledig advertentie-vrij en komen recht uit de pen van de journalist. Nu zijn de stukken veelal opiniërend en is het doel van de schrijver vaak om u te overtuigen van zijn wereldbeeld.

En zo is ook betrouwbare journalistiek behoorlijk onbetrouwbaar. De lezer doet er dus goed aan zich altijd een kritische houding aan te meten. Met een kritische houding herkent de lezer Native Advertising (of elk ander betoog) onmiddellijk, want de kritische lezer weet wanneer hij gemanipuleerd wordt. Vervolgens is het aan de hemzelf om te bepalen of hetgeen een artikel betoogt interessant is.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met De Correspondent.

Concert

Ik sta in een concertzaaltje. Er zijn glas-in-loodramen met afbeeldingen van naakte Afrikanen en witte dames. Ik luister naar een obscure band met een selecte groep hippe figuren, die dolblij zijn dat ze een obscure band kennen. Het shirt van de zanger zorgt ervoor dat ik verlang naar houthakken onder een besneeuwde berg bij een meer en een huisje in het bos. Dat hoort erbij. Mijn generatie verlangt naar die pure zaken; natuur en ambacht. Mijn generatie is een verloren generatie, net als iedere andere generatie. Patronen. Ik ben niet uniek en volg geprepareerde wegen. Dat maakt pijnlijk duidelijk dat ik geen genie ben. Ik dein mee op de golven. Ik benijd idealisten. Ik haat cynisme, maar het is mijn ziekte.

Ogenblik

Ik word vrij vaak om een ogenblik geduld gevraagd. Dat gebeurt in de trein, bij een pinautomaat, wanneer ik een helpdesk bel of als iemand schoenen in de juiste maat uit het magazijn gaat halen. Ik ben een geduldig mens en wacht altijd zonder morren. Maar het is mij wel opgevallen dat een ‘ogenblik’ nogal ruim te interpreteren is. De ogenblikken duren namelijk van enkele seconden tot ruim 5 minuten. En daarom valt ‘een ogenblikje’ eigenlijk altijd tegen: het lijkt wel consequent iets langer dan verwacht. Nu kan ik dat prima uitstaan, maar soms is meer duidelijkheid wel prettig. Vandaar hier mijn bij voorbaat kansloze poging om dat te regelen.

Zou het immers niet handig zijn om ‘ogenblik’ te reserveren voor een vaststaande tijdseenheid? Een ogenblik duurt dan bijvoorbeeld 30 seconden tot één minuut. Twee ogenblikjes wordt dan alles tussen één en twee minuten. Een moment is twee tot twee en een halve minuut, een tel alles tot 10 seconden, twee tellen duurt maximaal 30 seconden, enzovoort. Het zou een hoop verwachtingsvol-maar-tevergeefs wachten schelen, vermoed ik.

Maar, zo hoor ik u denken, is het hele punt van een ogenblik nou niet juist dat je het gebruikt omdat je niet weet hoe lang iets zal duren of geduurd heeft? Goed punt. Ik ga even een ogenblik in een hoekje zitten balen. Bedankt.

TV-loosheid

Ik heb geen televisie. Zo af en toe komt het voor dat ik dat moet zeggen, bijvoorbeeld wanneer het gesprek afbuigt naar een blijkbaar bijzonder geestige reclame of naar de meest recente aflevering van Familiediner. Ik moet het dan zeggen, om te verklaren waarom ik niet mee kan praten en ik zo ongezellig stil ben. O, en natuurlijk om te laten weten dat ik beter ben dan iedereen.

Ik weet niet zo goed waarom het niet in het bezit zijn van een televisie een positief iets is. Ik kan me goed voorstellen waarom het urenlang voor de beeldbuis hangen, omdat je niets bereikt hebt in je leven en je de zwaarte van je eigen nutteloosheid wil verlichten door te kijken naar andermans misère, als tijdsverspilling gezien kan worden, maar dat geldt alleen als je naar programma’s als Oh Oh Cherso, Big Brother of De Wereld Draait Door kijkt. Er bestaat wel degelijk slimme televisie waar je wat van opsteekt als je ernaar kijkt. Om een medium af te schrijven omdat er ook rotzooi de wereld mee in wordt geslingerd is raar. Volgens die logica moet het ook lovenswaardig zijn om geen krant te krijgen, omdat de Telegraaf bestaat. Het is natuurlijk alleen lovenswaardig om geen Telegraaf te ontvangen, hoewel wanneer je hem ontvangt omdat het bevredigender is dan gebruikelijk wc-papier er een uitzondering gemaakt mag worden.

Toch is het zo dat ik, wanneer ik laat vallen dat ik geen televisie heb, ik mij stiekem wel een beetje beter voel. Alsof ík niet een slaaf van het corrupte, op geld beluste Hilversum ben, zoals de rest van jullie dat wel is. Zelfs al weet ik dat het onzin is, dat ik vooral geen televisie heb omdat ik echt heel erg arm ben, dat ik toch regelmatig televisieseries kijk op mijn computer, bekruipt mij een gevoel van superioriteit wanneer ik de magische woorden uitspreek; “ik heb geen televisie.” Hmmmm.

Het sentiment past ook prima binnen de tijdsgeest. Wij zijn voortdurend bezig met onze persoonlijkheid vorm te geven, wij zijn individuen, geen kuddedieren die alles doen wat Matthijs hun opdraagt. Daarnaast zijn wij jonge creatievelingen, die als eerste generatie alle informatie ter wereld ter beschikking heeft, voor wie goed niet goed genoeg meer is, maar enkel perfectie volstaat. Wij kunnen niet onze tijd verdoen met televisie kijken! Wij moet creëren, oefenen, leren! Het is eigenlijk de schuld van de maatschappij dat ik mij verheven voel door mijn TV-loosheid. Ik kan er niets aan doen.

Daarnaast ben ik natuurlijk gewoon echt beter dan jullie.

 

Ga allemaal roken!

Roken is een garantie op de dood en op slechte ballen. Sinds jaren wordt overal gepropageerd tegen het roken; op televisie, in kranten en op sigarettenpakjes. De staat wil het ons graag afleren en neemt ons bij de hand door sigaretten duurder te maken. Terecht, zult u zeggen. Zeker. Roken stinkt en je gaat er vaak van dood. Desalniettemin zal ik dit platform gebruiken voor een pleidooi voor roken. Zozeer is Met Man en Muys gesteld op hoor en wederhoor.

Er zijn maar weinig strijders onder de rokers. De meesten hebben het gevecht jaren geleden opgegeven en beamen plukkend aan hun verkleurde baarden en wenkbrauwen dat roken slecht is. Met een gele grimas voegen zij daaraan toe dat ze eigenlijk zouden moeten stoppen. Dat doen ze nooit, en dit is waarom.

In de eerste plaats is roken een uitdaging. Rokers kijken de dood recht in de ogen en drukken hun peuk uit in zijn gezicht. Rokers zijn als coureurs die met meer dan tweehonderd kilometer per uur door een dorpsstraat razen, maar dan zonder helm. Roken heeft dezelfde aantrekkingskracht als een spelletje Russische roulette.

Verder is roken heel stoer. Cowboys in films doen het. Rebellen doen het. Door psychoanalisten werd wel eens opgemerkt dat zo’n sigaretje eigenlijk een soort fallus-symbool is. Lekker rebels, een pik in je bakkes. Voor vrouwen is de sigaret geen fallus, maar geldt hij juist als symbool voor de strijd tegen de fallocratie. Mannen de baas? De vrouw steekt een sigaret op en verpest haar longen omdat zij dat wil!

Roken werkt dus ook bevrijdend. In onze samenleving hebben wij slechts het recht om te leven. De roker eist zijn recht om te sterven op door te roken. Hij mag dan wel sterk ruiken, eruitzien als een lijk en bloed hoesten; hij is wel vrij! De roker wil over het algemeen niet dood, maar wil dat wel graag mogen willen.

Tenslotte hoorde ik laatst van een aanstaande dokter dat roken goed is voor je maag. Hij wist het niet zeker, maar dacht van wel.

roken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Discussiepiet

Wat zich in de van alle redelijkheid verstoken non-dialoog over Zwarte Piet vooral toont, is het pijnlijke onvermogen van de Nederlander om een steekhoudend argument te produceren. De bekrompen halsstarrigheid en schrijnende onwetendheid worden ook hier met misplaatste trots en vingers in de oren beleden.