Opening van het Bockbierenseizoen

Redactielid Thomas de Looier krabde zich deemoedig achter de oren toen hij de barbecue opborg voor een winterstop. Het laatste restje zomer was in de blokhut verdwenen. Maar geen reden tot paniek, zo vonden redactieleden Claudio en Joop. Het verdwijnen van de zomer kondigde een nieuw seizoen aan; de herfst, het seizoen van de bockbieren. Om het bockbierenseizoen op passende wijze te openen reizen de redactieleden en fotograaf af naar het winderige land Texel. Daar tussen de schapen en het groen geniet het gezelschap voor het eerst dat jaar van een authentieke Texels stormbock.

Het is koud en donderdag als wij vertrekken naar Waddeneiland Texel. Kleumend en gedesillusioneerd verlaten wij Den Helder door het schip dat ons naar Texel zal brengen te betreden. Waarom geen brug? Of tunnel. Na eindeloze trappen en stinkend geronk van auto’s weten wij de reling te bereiken om over te geven. Meeuwen krijsen zich schor en schijten naar hartelust. Waarom Texel?

De redactieleden verwaaien op het veer naar Texel

Het antwoord op die vraag is eenduidig en simpel. Texel brouwt haar eigen bier en dat is goed. Hoe kunnen we van authentiek Texels bier genieten zonder Texel daarbij te ruiken, schapen te bewonderen en te ruiken, gras, wind en regen te verduren? Het eilandgevoel is belangrijk wanneer men een serieuze drinker is. Er deed zich echter een probleem voor zodra wij voet aan wal zetten. De vonk sloeg niet over en het eilandgevoel bleef uit. De weersomstandigheden droegen bij aan de verloren romantiek van het eiland, maar ook de vlakheid.

Maar nu wij er toch waren besloten wij niet op te geven, ondanks de over het algemeen defaitistische aard van de redactie. Misschien moest het groeien, dat eilandgevoel, en kon je pas na jaren op het eiland gewoond te hebben zeggen: “Het is alsof ik altijd op vakantie ben”. Oppervlakkigheid.

Na een suffe rondleiding door een nog veel suffere brouwerij weten we zeker dat we goed zitten. We hebben een aantal keer gehoord dat het bier gefabriceerd wordt met door de duinen gefiltreerd water, daarnaast komt alle hop en mout van het eiland. Daar betaal je ook voor. Wat is er mis met mout uit Ecuador?

Goedgeluimd kondigen wij ons vertrek aan, weg van de brouwerij, op naar het weiland voor de ultieme Texels Bier ervaring. Op het weiland staan schapen en een boerderij. Het eilandgevoel blijft uit, maar het seizoen moet dan toch geopend worden.

De redactie opent het Bockbierenseizoen

De lage zon geeft fijn geel licht en dat komt ons gemoed ten goede. Datzelfde gemoed wordt enkele minuten later bekoeld door een regenbui. Maar wij zijn simpel. We zijn weer tevreden wanneer de zon terugkomt. Onze stemmingswisselingen lopen synchroon met het constante afwisselen van buien en zon op deze Texelse namiddag. Het besluit om te genieten ondanks koude en barre weersomstandigheden laat lang op zich wachten, maar uiteindelijk hakt Claudio de knoop door. Hij gaat staan om stoïcijns te genieten.

Joop en Thomas volgen. Deze actie die zowel protest als tevredenheid uitdraagt wordt beloond met een fraaie regenboog. Dramatiek heeft lang op zich laten wachten, maar komt dan uiteindelijk toch nog. Bijna komen we tot een collectief eilandgevoel. Net niet. We moeten ons haasten naar de boot en het is weer gaan regenen. In een weiland staat een bord, Ons eiland voor de Heiland. Dan mogen ze wel iets beter hun best doen.

Het eilandgevoel

Arnica G – Pleidooi voor de toiletjuffrouw

Het onderstaande stuk is ingezonden door Arnica G.

Ik kom er nu al regelmatig, ronduit prachtig is het. Met de zoevende roltrappen sta je binnen enkele minuten op de 6e verdieping …een adembenemend uitzicht. Waagt u de stap omhoog via de trap dan komt u uit bij La Place waar u overheerlijk kunt genieten van muffins en sinaasappel-banaan smoothies (excuus voor de sluipreclame) en voor de hoge nood vindt u daar het altijd goed schoongemaakte water closet. Mocht u nog niet weten waar ik me nu bevind; de Openbare Bibliotheek van Amsterdam, aan het IJ, naast NEMO.

Dus stelt u zich eens voor. U zoekt deze oase van rust op, u heeft uw tas met boeken uitgestald om daar de komende 4 uur door te brengen in de zeer degelijke fauteuil of ligbank, net waar u zin in heeft. Lezend in uw boek, genietend van de zachtpratende mensen om u heen en vergeet vooral dat uitzicht op het IJ niet, met om de 2 minuten een passerende ‘Love boat’ zoals de rondvaartboten liefkozend genoemd worden. Rond een uur of 12 heeft u honger gekregen. U waagt de stap omhoog om u tegoed te doen aan de lekkernijen. Met een goed gevulde maag en wie weet wat nog meer, besluit u nog even naar het watercloset te gaan alvorens u een nieuwe poging onderneemt om u toch echt te concentreren op de letters in uw boek in plaats van de boten op het IJ.

U loopt langs de tafels, het restaurant en in dat afgelegen kleine hoekje vindt u het tafeltje met daarop zo’n cliché wit schoteltje en daarnaast het bordje: 20 cent. Ook ziet u een lege stoel. Nu komt het grootste dilemma van de dag: wat moet u doen? Kennelijk vinden veel mensen het moeilijk om op zulke momenten te gehoorzamen aan een bordje. Tja, misschien had het er iets dreigender moeten staan. Bijvoorbeeld in hoofdletters: 20 CENT. Of een dreigement er achter: ‘Als u niet betaalt dan ben ik over 3 weken weg en mag u in dit afgelegen hoekje een plaszak gebruiken.’ De sprinter is er niets bij.

Een argument dat u misschien bedenkt, logischerwijs, is dat de schoonmaakster niet aanwezig is en u dus niet al dat geld aan haar kan betalen. Maar zou het niet logischer zijn om toch dat muntje neer te leggen aangezien zij op dat moment bezig is met schoonmaken en juist dan geld zou moeten krijgen voor het werk dat zij doet.. Ach, het is maar een gedachte.
Waarom zou je trouwens moeten betalen als de rest al gratis is? Het uitzicht, uw zitplaats, de omgeving van rust kosten u niets. Nee, het is al erg genoeg dat u voor die overheerlijke muffin moet betalen. Die goedlachse mevrouw van wie ik af en toe een glimp opvang zit daar het liefst ook voor niets. Het is goed dat vrijwilligerswerk nog steeds bestaat. En de beloning? Ach ja, wat stank.

Claudio Beerschot: Ik leg nooit geld op het schoteltje, omdat ik mijn eigen vochtige doekjes, wc-eend, dweil en toiletborstel meeneem.
Thomas de Looier: Die goedlachse mevrouw mag blij zijn dat ze de hele dag onderdak heeft.
Joop den Toonder: ‘Wat stank’? Was u dat? (En even tussen ons: u bedoelt zeker ‘sluikreclame’ in plaats van ‘sluipreclame’?)

Zwarte Sokken

Ik stoor mij ontzettend aan zwarte sokken. Niet per se aan het gegeven dat je altijd één van de twee kwijt raakt (daar ga ik nog eens een andere Staander aan wijden), maar aan het feit dat ze zoveel op elkaar lijken, maar net niet genoeg.

Over de jaren heb ik een flinke verzameling zwarte sokken opgebouwd, ik draag immers, net als vrijwel iedere man denk ik, bijna uitsluitend zwarte sokken. Omdat er nu eenmaal ook een hele hoop zijn verdwenen (ik moet daar écht nog eens iets over schrijven), ben ik genoodzaakt om de paar maanden weer nieuwe te kopen. Deze nieuwe zijn echter nooit identiek aan de vorige. Altijd hebben de producenten sinds de vorige keer dat ik sokken kocht de bovenkant van een ander elastiekje voorzien. Of ze hebben de sok drie centimeter langer gemaakt. Of ze hebben een extra verdikking bij de hiel toegevoegd. Nu vind ik vernieuwing niet erg; stilstand is achteruitgang. Ik word echter horendol als ik weer eens na het wassen twintig paar bijna, maar niet helemaal, identieke zwarte sokken moet sorteren, om er vervolgens achter te komen dat de twee laatste sokken toch net iets verschillen en ik ergens een fout moet hebben gemaakt.

Na een zoveelste sessie licht-donker-zwart van bijna-licht-donker-zwart en semi-half-hoog van quasi-half-hoog te onderscheiden heb ik me wel eens voorgenomen dat ik het niet meer zou doen. Ik zou gewoon alle zwarte sokken zó in de lade smijten, zonder sorteren, en de volgende dag wel zien welke sokken de weg naar mijn voeten wisten te vinden. Als ík de sokken al nauwelijks uit elkaar kon houden, hoe konden andere mensen dat dan als ze onder mijn schoenen verborgen waren, redeneerde ik.

Ik had het écht geprobeerd, maar ik kan het niet. Ik moest en zou complete paren sokken aan mijn voeten doen. Waarom weet ik niet. Het is een tik van mij, een dwangneurose misschien, maar toen ik de eerste ochtend na het douchen een graai in mijn sokkenla deed, kon ik niet tevreden worden met de sokken die ik te pakken had. Kijk, zo dacht ik, ik kan nu verschillende zwarte sokken aan doen, en me de rest van de dag ergeren aan het idee van de rotzooi die zich onder mijn broekspijpen bevond, of ik kon gewoon even de andere sok van het paar zoeken. Zo gebeurt, toch? Ik miste mijn trein. Zo ook de ochtend daarna, en die daarna. Uiteindelijk heb ik in een vlaag van blinde razernij mijn sokkenlade op mijn bed omgekieperd en alles weer uitgezocht en gesorteerd! Zoals het hoort!

Bij deze vraag ik dan ook, neen, smeek ik, of de zwarte-sokkenindustrie, álsjeblieft, niet gewoon een standaard kan instellen voor zwarte sokken. Zeg 30 centimeter lang, geen hielverdikking en een elastiekje van 2 centimeter. Goed?

Sok.

Ficties in Opdracht: Objectie

Ficties in Opdracht is een rubriek waarbij de ene schrijver schrijft in opdracht van de ander. Ieder kort verhaal wordt geschreven vanuit een opdracht die van tevoren is vastgesteld door een bijzonder onvakkundige commissie. Op moment van schrijven luidt die opdracht als volgt: Schrijf een verhaal dat begint met de volgende zin. “Een landschap heeft geen boom nodig zoals een gezicht een neus.”, bedacht en ingestuurd door Arnika G.

“Een landschap heeft geen boom nodig zoals een gezicht een neus”.
“Twee dingen: de steppe en Michael Jackson.”
“Kak.”