Colonel Sanders

Het vet druipt langs de muren, zweet langs de bleke neuzen van de hamburgervouwers. Overal klinken bliepjes. Afgezien van kinderen en andere incapabele individuen zal er niemand zijn het voedsel van de McDonalds zal bestempelen als heerlijk, prima, of zelfs maar in orde. De broodjes zijn korzelig en de kaas is gesneden uit een opgekocht restant vloerbedekking – omdat eigeel een onsmakelijke kleur is.Vlees ontbreekt en de sla is taai. Toch bestaat het zelfbenoemde restaurant nog altijd en is het bovendien succesvol. Snel en makkelijk zijn de enige argumenten voor de hamburgerfabriek van de goedlachse clown.

Het restaurant probeert het imago te verbeteren in de hoop ook het kritische publiek binnen te lokken. Er wordt verbouwd en er verschijnen loungebanken bliep bliep bliep in de hoeken komen fijne grote zetels ook geschikt voor de wat lijvige klanten drie Big Macs en een milkshake en de muren worden in rustgevende groentinten geschilderd Haal dat vlees uit magnetron! Op Valentijnsdag worden de filialen omgetoverd tot romantische vreetschuren. Elk tafeltje krijgt een kaarsje en het tweede menu is gratis. Je moet nog wel betalen voor het toiletbezoek.

Uw redactie begeeft zich liever naar de Kentucky Fried Chicken. Colonel Sanders, gefrituurde kippensoldaat, heeft zijn strepen verdiend. Niet omdat het eten beter is, of omdat er een goede sfeer hangt, maar omdat hij eerlijk is. KFC pretendeert geen restaurant te zijn, waar je rustig kunt gaan zitten om aan een milkshake te nippen. Valentijn wordt vergeten en rust of lounge worden bestreden. Ter verduidelijking hangt er een briefje met nieuwe huisregels:

Alleen consumpties van KFC mogen aan de tafels genuttigd worden
(niet langer dan 15 minuten).

Het is hier geen wachtruimte. De tafels en stoelen zijn alleen bedoeld voor consumerende gasten.

Hulde voor de kolonel en de ongenuanceerde duidelijkheid! De consumerende gast mag aanschuiven, maar hij moet wel dooreten want na vijftien minuten moet hij zijn plaats afstaan. Als de klant wacht op zijn eten dient de klant te blijven staan. Dit is geen restaurant. U bent hier om te bunkeren, niet om te eten.

Ton Broekhuisen

Vorige maand schreef Ton Broekhuisen zijn laatste column voor de op één na slechtste gratis ochtendkrant van Nederland; Metro. Na enkele jaren voor de krant geschreven te hebben, is Broekhuisens vaste plek komen te vervallen. Hoewel ik zelf om dit feit dagenlang van puur geluk heb gehuild, zal Broekhuisen door sommigen wel degelijk gemist worden. Niet omdat zijn columns zo goed waren, maar omdat woedend Nederland met hem één van de redelijkst te lezen woordvoerders verliest.

Ton Broekhuisen. Wie zijn foto bekijkt, ziet een kalende man in een te groot donkerblauw overhemd. Vriendelijk lacht hij naar de camera, daarbij zo natuurlijk mogelijk, semi-ontspannen poserend. Hij heeft zijn handen, heel modern, in zijn broekzakken, waardoor zijn versleten riem wat scheef trekt. Een forse neus, een wat rode hoofdhuid en grijzende wenkbrauwen completeren het geheel. Tot dusver had het elke willekeurige 55-plusser met ietsje overgewicht kunnen zijn. En uitgerekend daarin schuilt ‘m Broekhuisens geheim: hij ís een heel gewone Nederlander. En daar laat hij zich ook graag op voorstaan.

Dat vertaalt zich onder meer in de onderwerpkeuze van Broekhuisen: voetbal en de politiek. Deze twee beslaan het volledige wereldbeeld van Broekhuisen. Bovendien herkent hij tussen deze hoofdcategorieën talloze parallellen, en is nooit te beroerd die uitvoerig en onverpoosd uiteen te zetten. De belangrijkste overeenkomst: het is allemaal verdorven, verrot en uit op je geld. En daarmee hebben we meteen Broekhuisens belangrijkste stijlkenmerk: zo vaak en zoveel mogelijk noemen dat iets belachelijk te veel (gemeenschaps)geld kost. De miljoenen en miljarden vliegen je bij Broekhuisen steevast om de oren. In zijn verontwaardiging over wat er met zijn ‘zuurverdiende’ (want door deze column verdiende) centjes allemaal gebeurt, etaleert hij op meesterlijke wijze zijn onkunde. Uit de analyses in zijn columns blijkt dat de complexiteit van de wereld Broekhuisens petje ver te boven gaat. Zijn pretentie vanuit het ‘gezonde verstand’ te spreken wordt slechts waargemaakt doordat het gezonde verstand ook kortzichtig en van logica verstoken is.

Niet alleen de inhoud stelt teleur, ook de vorm is bedroevend. Ton Broekhuisen is namelijk een man die meent dat je punt overtuigender is als je het met HOOFDLETTERS schrijft. Zo dus. Ook is hij een fervent gebruiker van verkleinwoorden (‘burgertjes’, ‘agentjes’), die hem een zekere intellectuele en morele superioriteit moeten verschaffen, en tegelijkertijd zijn minachting voor de verkleinden moet aangeven. Letterlijk geen enkele politicus is bij Broekhuisen aan deze verkleining ontkomen. Verder hebben zowel de volstrekt overschatte ‘hardwerkende Nederlander’ alsook het ‘wij (burgers) tegen zij (de politiek)’-gevoel bij Broekhuisen wortel geschoten. Dit alles is ten slotte overgoten met een sloot cynisme en een vilein vaderlandslievend sausje. Al met al overtreft de gemiddelde zin bij Broekhuisen dus maar nauwelijks het niveau dat op internetfora wordt gehanteerd. En hoewel Broekhuisen zich qua schrijfvaardigheid (want met correcte interpunctie) van Henk en Ingrid distantieert, resoneert zijn gedachtegang in alle toonaarden met dit illustere duo.

Nu Metro Broekhuisen zijn podium heeft ontnomen (waarvoor zij van mij nog tot in lengte van jaren lofredes zal ontvangen) heeft Broekhuisen zijn handen vrij om stukjes op zijn eigen blog te publiceren. Zijn blog, TypischTon, gaat helaas verder waar zijn columns in de Metro stopten. Maar er is meer. Op de blog lezen we dat Broekhuisen redigeert, ghostwriter is, zich uitgeeft voor journalist, reclame teksten schrijft (kunnen deze laatste twee samen gaan?), copywriter is en schrijfworkshops geeft. Hoe gedegen die workshops zijn, valt te bezien: eind 2010 volgde hij immers zelf nog een schrijfworkshop. Het resultaat is een stukje over (hoe kan het ook anders) voetbal, waarin Broekhuisen zijn reclamekunsten aan de dag legt. Laat ik het zo verwoorden: René Greve komt er bij mij niet meer in. Broekhuisen trouwens ook niet.

Het zal u intussen duidelijk zijn dat ik bepaald niet rouwig ben om het vertrek van Broekhuisen. Sterker nog: ik pleit voor het vertrek van elke andere columnist bij Metro. En vervolgens voor opheffing van die krant. Na alle inkijkjes in Broekhuisens hoofd die Metro ons heeft gegeven, is mij één ding duidelijk geworden: Ton Broekhuisen is een kleine man in een te grote wereld.

Ondertussen, in een loods

“Joop?”

“Ja, Claudio.”

“Kan ik jou een kopje koffie aanbieden?”

“Ja, graag. Lekker, daar had ik net zin in!”

“Aaaai, helaas, dat is fout. Het juiste antwoord was ‘nee, de koffie is op’. U gaat niet door naar de zestienduizend-euro-vraag.”

“…”

“De koffie is op.”

“…”

“Je moet zo nieuwe koffie gaan halen.”

“Pik.”

Klank, geur en kleur

Enkele maanden geleden ontsnapte een wetenschappelijke hoogstandje aan de nevelen der geheimnis. De Nederlandse Spoorwegen braken het hoofd over incontinente individuen en treinen zonder toilet. Er waren veel klachten geweest over deze ingewikkelde kwestie. Incontinente reizigers zouden niet meer in comfort kunnen reizen. De media spraken er schande van. De zogenoemde “plaszak” was het eerste concept. De media lachte de NS vierkant uit. Nu bewijzen NS en ProRail dat zij er wel degelijk alles aan doen om de reiziger een heerlijk rustgevende reis te bezorgen. Zij voeren een nieuw experiment uit. Met verfijnde geuren, zoete klanken en vriendelijke kleuren hopen zij reizigers te behagen en lastige jongeren af te schrikken. Door verscholen luidsprekers zal binnenkort Franse en Italiaanse muziek klinken. Jacques Brel bralt blikkerig door de hal. Hij zingt over oude hoeren en dampende bordelen. Dat sluit prachtige aan bij de roodtinten waarmee het station ingekleurd zal worden. Nu ben ik erg benieuwd naar de geur.

Het is allemaal wetenschappelijk, allemaal bewezen. De reizigers reageren op prikkels en vervelende individuen vluchten bij het horen van goede muziek. Vervelende individuen luisteren naar vervelende muziek. “Het is al rustiger bij de ingang,” meldt de regisseur van het project. Dat begrijp ik. Amuzikaal Frans gebraak. Wij nemen in elk geval liever de bus.

Nu is het natuurlijk wel erg gemakkelijk om de NS belachelijk te maken. We hebben Claudio erheen gestuurd en die vond het erg leuk bij de ingang. Zo leuk dat hij er vannacht is gebleven. Reizigers reageren ook heel positief. Ze hebben nauwelijks door dat er allerlei speakers geplaatst zijn en er geuren het station ingestuurd worden. De frisse geur werkt besparend. Mensen schrijven in mailtjes dat ze blij zijn dat het station zo lekker schoon is. “We maken niet meer schoon,” zegt Fred van CSU Cleaning Services, “al maanden niet”. “Als het station nog iets huiselijker wordt hoeven we niet meer te reizen en slaap ik voortaan gewoon op een bankje in de stationshal,” schreeuwt Claudio in de voice-recorder. Dat is een prima ontwikkeling!

Knuffelen

Recentelijk bevond ik mij in een groep. Deze groep bestond uit enkele vrienden, maar ook uit mensen die ik voor het eerst zag. Bij het uit elkaar gaan van deze groep, werden handen geschud, vriendelijkheden uitgewisseld en afgesproken dit samenzijn eens te herhalen. Het was een aangenaam afscheid, tot één van de meisjes waar ik nauwelijks de naam van had onthouden, één van de jongens, die zij al langer kende, een knuffel gaf. Een flinke knuffel, van een seconde of tien, waarbij ze na het opbreken nog een hand op de schouder van de jongen liet liggen om enkele gemeende woorden te spreken. En toen keek ze mij aan.

Ik kon uit haar ogen ongeveer aflezen wat er in haar hoofd omging. Het was iets in de volgende richting; “goh, dat was een fijne knuffel. O, iedereen kijkt naar me. Moet ik nu iedereen gaan knuffelen? Ik wil niet iedereen gaan knuffelen. Van hem weet ik z’n naam niet meer, zij heeft een ontzettend vieze adem, en die mafkees houdt maar niet op over zijn asperges en wil zijn kleren maar niet aantrekken. Als ik nu niet iedereen knuffel, vind iedereen me vast asociaal en dan gaat deze ongemakkelijke stilte nooit voorbij! Oh nee, kom hier vieze aspergeman!” Zoiets was het dus.
Wat volgde was een bijzonder onhandige, slappe omhelzing, waarbij we allebei onze hoofden aan dezelfde kant wilde doen, en dus elkaar een halve kus gaven, en we geen van beiden wisten waar we onze handen moesten laten. Dit herhaalde zich vervolgens met twee andere meisjes die mee waren. Daarnaast was er een meisje mee, die ik al twee jaar bijna goed ken, maar nog nooit mee geknuffeld had. Nu we gedwongen waren elkaar in elkaars armen te houden, sluiten we elke ontmoeting af met een knuffel. Zouden we dit niet doen, dan zouden we de ongemakkelijkheid van de situatie onderkennen en deze daardoor alleen maar ongemakkelijker maken. Wij waren ontzettend gelukkig als vage vrienden, zonder ooit elkaars lichamen tegen elkaar gedrukt te hebben.

Daarom bij deze een verzoek. Dames, als je, zonder er over na te denken, de helft van het gezelschap gedag hebt geknuffeld, en er dan achterkomt dat er nog meer mensen bij zijn, die je wanneer je ze beter kende ook geknuffeld zou hebben, maar je voelt toch een zekere aarzeling bij deze realisatie; laat het dan maar zitten. Alsjeblieft, ik voel me niet gepasseerd, misschien zelfs wel opgelucht. Niemand schiet er wat mee op, als wij onhandig armen om elkaar heen slaan en onze schouders tegen elkaar drukken, maar vooral niet teveel, om niet vies en eng over te komen. Niemand zit te wachten op de ongemakkelijke stilte die daarop volgt en de lucht van de ander’s haar die nog enkele minuten in je neus blijft hangen. Ook het feit dat sociale omgangsvormen dicteren dat je dit geheel vervolgens na elke ontmoeting moet herhalen, kan me gestolen worden. Dus alsjeblieft, namens alle enigszins sociaal onhandige jongens; stop. Bedankt.

Dies Natalis

Lieve, aanhankelijke lezer,

Daar zijn we dan. De eerste, zwalkende stappen in het jaar 2012 zijn gezet. Wat was het een feest hè? En hoewel u waarschijnlijk de hele avond als een bezetene aan lijntjes poedersuiker heeft zitten ruiken, kunnen wij in ieder geval melden dat het feest op de redactie groots en theatraal was. Dat is niet omdat de redactie nou zo’n fan van een nieuw jaar is, integendeel. Het oude jaar voldeed nog prima, en er bestaat op de redactie weinig behoefte aan een nieuw jaar vol misère en tragiek in de verschrikking die het leven is. Nee, de feestvreugde had een heel andere oorzaak, één die u vast nog genoemd heeft in dat goede gesprek met de lege barkruk naast u: Met Man en Muys bestaat officieel één jaar!

Dit heugelijke feit wilde de redactie niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Daarom had Joop, ondanks zijn gespalkte been, de loods op oudejaarsavond prachtig versierd met plakjes vers gerookte beenham, zelfhulpboekjes in elk denkbare kleur en grote foto’s van Gerrit Komrij. Bovendien had elk redactielid speciaal voor deze avond een kostuum aangetrokken: Claudio ging als het Metropool Orkest, Thomas droeg een sprekend lijkend Ronald Giphart-pak en Joop verkleedde zich als kliekje. Zelfs onze toiletjuffrouw, Arnica, was in de verkleedkist gedoken en zat nu als Bassie naast haar schoteltje. U begrijpt dat geen van de redactieleden toen nog naar het toilet durfde. Toen na 3 flessen goedkope schuimwijn de drank begon te vloeien, ging Claudio op de vergadertafel staan en begon een welgemeende en doorwrochte ode aan Dries Roelvink. Terwijl Claudio huilend oreerde, Thomas verveeld door de VPRO-gids bladerde en Joop het kapsel van Ingeborg Beugel probeerde te begrijpen, klonken er van buiten ineens harde knallen. Thomas keek op zijn computerscherm: “Drie minuten over twaalf! We bestaan een jaar, heren!” Nadat er in alle hoeken van de loods gewaterd was, snelde de redactie enthousiast high five-end naar buiten voor het spectaculaire hoogtepunt van de avond. Onder tromgeroffel van het Metropool Orkest ontstak Joop de loods. “Van harte heren”, sprak hij plechtig, “en dat het maar weer een jaar van slechte koffie, TL-licht en sociale isolatie mag worden.” Terwijl het vuur haar weg door de loods vrat, knikte de rest van de redactie instemmend. Plotseling keek Claudio verschrikt op: “O nee! De foto’s van Gerrit Komrij!” Wat volgde was een hilarische reddingsactie, compleet met brandweerinzet, Bruce Willis en klezmermuziek. U had er eigenlijk bij moeten zijn.

Aan het eind van de avond namen we plaats in de hot tub waar we normaal gesproken onze groupies in bewaren. Want hoewel wij als redactie het eenjarig bestaan van Met Man en Muys ten volle en angstaanjagend uitbundig gevierd hadden, heerste het gevoel dat er behalve Arnica iemand te kort was gedaan. Precies: de redactie dacht aan u. Om u te laten delen in de feestvreugde, wil de redactie u graag een cadeau aanbieden. Wat dit cadeau precies is blijft nog even in klamme nevelen gehuld, maar je kunt er in elk geval niemand mee het ziekenhuis in slaan. Daar heeft de redactie namelijk slechte ervaringen mee. De enige complicatie is dat de redactie, ondanks dat alle stoelen inmiddels verkocht zijn, slechts geld heeft voor één geschenk. Daarom heeft de redactie een prijsvraag bedacht. Wilt u dus kans maken op het prachtige, persoonlijke cadeau, beantwoordt dan de volgende vraag: Waarheen leidt de weg? Stuur uw hilarische antwoord vervolgens naar redactie@manenmuys.nl. Onder de meest originele inzenders verloten wij het geschenk. En wij kunnen u verzekeren: die loting zal geheel volgens de wetten van toeval en Thomas’ vleselijke voorkeuren verlopen.

Met vuige groet,

De Redactie