Ficties in Opdracht is een rubriek waarbij de ene schrijver schrijft in opdracht van de ander. Ieder kort verhaal wordt geschreven vanuit een opdracht die van tevoren is vastgesteld door een bijzonder onvakkundige commissie. Op moment van schrijven luidt die opdracht als volgt: Schrijf een fabel over stadsdieren. Heeft u zelf een heel leuk, grappig, moeilijk of gewoon heel stom idee? Stuur uw suggestie voor een fictieopdracht naar redactie@manenmuys.nl.
‘Onvoorstelbaar’, denkt Gijs bij zichzelf. Voor hem is zojuist een mus naar beneden gedoken, tot vlak boven de stoep, en heeft meteen daarna de klim naar boven weer ingezet. Hoewel het in een paar tellen voorbij is, lijkt de exercitie minutenlang te duren. De mus laat een prachtige, felgekleurde streep in de lucht achter. Aandachtig bekijkt Gijs de omgekeerde parabool die het musje voor zijn ogen getekend heeft. ‘Wauw’, brengt Gijs nog altijd in verwondering uit. Hij kijkt of hij de mus nog ergens ziet, maar de vogel is nergens meer te bekennen. Wel ziet Gijs heel veel andere vogels tegen het lichtroze uitspansel boven hem. Vrijelijk scheren ze door de open ruimte, kriskras door elkaar, chaotisch als een Limburgs dorpsfeest. Maar tegelijkertijd vormen de vliegbewegingen een voorzichtig patroon. Het lijkt wel een grote klomp cellen, die langzaam de hele hemel begint te vullen. Hoe langer Gijs ernaar kijkt, hoe meer het zwerk op een langzaam kloppend hart begint te lijken. Het kalmeert Gijs. De ritmische samentrekkingen van het al boven hem maken een zacht suizend geluid. Af en toe hoort Gijs een meeuw door de suizing heen echoën. Het kloppende hart lijkt bezaaid met kleine diamantjes, die prachtig schitteren in de avondzon. Langzaam komen de lichtjes naar beneden. Gijs volgt de schitteringen en ziet hoe ze op hem neerdalen. Wanneer ze zijn kale hoofd raken, voelt Gijs een zachte, aangename tinteling. Het is alsof de lichtjes zijn hoofd zachtjes aaien. Terwijl Gijs door zijn pootjes zakt en op zijn buik komt te liggen, beginnen nu ook de lichtjes geluid te maken. Wanneer dit samen met het sferische suizen van het nog altijd pulserende hart boven hem tot een prachtige harmonie wordt, laat Gijs zijn hoofdje tenslotte ook zakken. De muziek doortrekt zijn hele lichaam, zelfs zijn anders zo ondoordringbare schild. Vlak voordat Gijs zijn ogen sluit, denkt hij: “Dit is toch geen superkorte, moderne fabel hè? Over een schildpad in de stad. Zou dat kunnen? Maar wat is dan de clue, de les? Iets met oppassen van wie je je drugs koopt omdat het je einde kan betekenen? Je einde? Als in doodgaan? Wacht eens even… O shit.”