Één van de grootste decepties van het kind-zijn, is de gevulde voorraadkast. Terwijl je opgroeit is het de normaalste zaak van de wereld dat je, als je een glaasje melk bij je ontbijt wilt, je alleen maar naar de koelkast hoeft te lopen om er één in te schenken. Brood lag altijd in de brooddoos en als het daar op was, was er een eindeloze voorraad in de vriezer. Pas wanneer je het ouderlijk huis verlaat wordt het duidelijk in wat voor luxe je verkeerde. Als je brood op is, verschijnt er niet automatisch een nieuwe in de vriezer. Nee, je moet door de kou en regen naar de winkel, omdat je anders de volgende ochtend niet kan ontbijten.
Een mens wordt pas volwassen als hij/zij doorkrijgt dat het bezitten van eten, drinken en andere voorraden geen vanzelfsprekendheid is, maar dat alles gekocht moet worden voor geld. Ik denk dat het moment dat ik in de winkel stond en me realiseerde dat je moest betalen voor wc-papier; dat het afvegen van je billen geld kost, één van de belangrijkste momenten is geweest voor de vorming van mij als man. Dat was het moment waarop ik erachter kwam dat de mens inherent slecht is en altijd overal een slaatje uit wilt slaan. Als je zelfs niet je reet af kunt vegen zonder dat er iemand aan profiteert, wat zegt dat dan over de mens als soort?
Vlak na de realisatie dat alles geld kost, komt de realisatie dat alles teveel geld kost. Niet alleen moet je betalen voor het opruimen van de rommel die veroorzaakt wordt door een geheel onvrijwillige lichaamsfunctie, maar dat kost dan ook nog eens drie euro per pak toiletpapier! Tenminste, wanneer je toiletpapier van een bekend merk met een hondje op de verpakking koopt. Ikzelf koop vaak het goedkoopste papier, het grijze soort. Dat is bijna drie keer zo goedkoop, en daar staat nog op dat het crêpepapier is ook (wat natuurlijk een wereld van woordgrappen opent).