Beste, lieve, trouwe lezer,
Tot volgende week. Daahaag.
De Redactie
Beste, lieve, trouwe lezer,
Tot volgende week. Daahaag.
De Redactie
Vorige week had ik het genoegen een paar dagen en nachten in het buitenland te verblijven. Na vele uren wandelen door de gerieflijke straten van de betreffende stad (Frankfurt), keerden mijn wederhelft en ikzelf terug naar onze hotelkamer. Daar besloten we de televisie eens aan te zetten, op zoek naar interessants uit het fascinerende televisielandschap van Duitsland.
Het werd BVN.
Eenieder die wel eens in het buitenland beschikking heeft gehad over een televisietoestel, weet dat BVN de Nederlandse omroep voor Nederlanders (en blijkbaar ook Vlamingen) in het buitenland is. Ik zou niet direct willen impliceren dat het daarmee een vakantiezender is, maar ik zou tegen zo’n bewering ook geen bezwaar maken. De programmering laat ons wat dat betreft ook in het ongewisse: het is een merkwaardige melange van van alles. Zo begint de avond nog traditioneel met het nieuws, gevolgd door Nieuwsuur. Dat doet de Nederlander in den vreemde goed: de noodzakelijke update van de stand van de wereld en daarna een prettige scheut onderzoeksjournalistiek. En Twan Huys is natuurlijk een baas.
Daarna nam de avond echter een heel andere wending. Na Nieuwsuur kregen we namelijk Flikken Maastricht voorgeschoteld, de Nederlandse poging tot het maken van een detective. Het decor van de serie is Maastricht, een stad waar niemand te verstaan is, behalve de hoofdrolspelers van deze serie. Die spreken zonder uitzondering of gêne met een harde g. Dat wordt door het matige acteerwerk en vrij zwakke plot gelukkig nooit al te storend.
Als de welwillende reiziger die serie uitgezeten heeft, wacht hem helaas nog geen bevrijding van de last van het Nederlanderschap. BVN zond hierna namelijk het jubileumconcert van Ronnie Tober uit. Mocht die naam u niets zeggen, dan raad ik u van harte aan dat zo te houden. Maar laat ik het zo omschrijven: dat iemand iets lang doet, wil niet zeggen dat hij of zij het ook goed kan. Ronnie Tober is daarvan het overtuigende bewijs. Hij vierde zijn 50-jarig jubileum voor de camera’s van MAX, in een zaal met ongeveer dertig deinende ouderen, stuk voor stuk ogenschijnlijk enthousiast over het beroerde playbackwerk van Tober. En dan te bedenken dat BVN staat voor ‘Het Beste van Vlaanderen en Nederland’. Zum kotzen.
Na een goed half uur tussen Duitse zenders geschakeld te hebben, keerde ik weer terug naar BVN. Daar verschenen nu de hangende gezichten van Pauw en Witteman. Dat was een verademing, hoewel de uitheemse Nederlander dan natuurlijk liever Eva Jinek ziet. Begrijpelijk, maar qua inhoud doen Pauw en Witteman amper onder voor Jinek, en dat is al heel wat na de geestdodende anderhalf uur BVN die hieraan vooraf ging. Hierna heb ik de televisie uitgezet en ben verontrust en gedesillusioneerd gaan slapen.
Of BVN een vakantiezender is of niet, blijft dus lastig te beoordelen. In elk geval slagen ze er wel in je het gevoel te geven voorlopig nog niet naar huis te willen.
Zoals waarschijnlijk eenieder van u al weet is gisteren officieel het voltooide koningslied van John Ewbank gepresenteerd en, waarschijnlijk zoals eenieder van u, heb ik het ook geluisterd. Verder is er, zoals eenieder van u al weet, een verontrustende hoeveelheid kritiek op gekomen. Zoals tot slot eenieder van u al weet, heb ik enkele weken geleden al een stuk geschreven over de kritiek die er kwam naar aanleiding van de eerste versie van het lied, die toen werd gepresenteerd in De Wereld Draait Door. Daar sta ik nog steeds achter. Mocht u het vergeten zijn; leest het nog even na. Klik.
Op het moment van schrijven is het gisterenavond. Ik heb zojuist een bescheiden tijd doorgebracht op Facebook. Mijn nieuwsfeed (zoals dat volgens mij heet, zo niet; verbeter mij!) stroomt over met mensen die aan het zeuren zijn over het gewraakte nummer. Ik vraag mij erg af waarom. Zoals uitgelegd in mijn vorige stuk (wederom; klik) voldoet het nummer aan alle criteria die ik kan bedenken voor een lied met deze functie. Het is makkelijk meezingbaar, het ligt gemakkelijk in het gehoor, het is herkenbaar en goed te onthouden. Toegegeven, het is erg goedkoop, over-the-top emotioneel, maar wat verwacht u van een nummer geschreven voor een volk om haar koning toe te zingen? Heeft u wel eens een willekeurig volkslied gehoord?
De situatie doet mij erg denken aan een paar maanden terug, toen er een internet-gebeuren was omtrent een liedje wat een meisje van 13 samen met haar vriendinnetjes had opgenomen. Dit internet-gebeuren bereide zich uit tot een echte-wereld-gebeuren en voor je het wist hoorde je iedereen op de radio, televisie en in de krant klagen over het liedje ‘Friday’ van Rebecca Black. Ik las in de Volkskrant, wat zich nota bene een kwaliteitskrant mag noemen, over hoe vals het meisje wel niet zong, waar niets van waar was. In tegendeel, alle valsheid was rechtgetrokken door middel van Auto-Tune, waardoor haar stem een lelijk vlak en gesynthetiseerd geluid kreeg. De schrijver van het betreffende Volkskrant-stuk wist blijkbaar, net als het grootste gedeelte van u, niet wat vals in muzikale context betekend, namelijk wanneer een toon een hogere of lagere frequentie heeft dan wenselijk is in relatie met andere klinkende of geklonken tonen. Het betekend dus níet schel, geknepen, dissonant, of gewoon lelijk, waarvoor de term onder leken meestal wordt gebruikt.
En dat is precies mijn probleem. Mensen winden zich op over zaken waar zij te weinig verstand van hebben om terecht boos over te zijn of een waardevolle mening over te hebben. Ik ben zelf professioneel muzikant en mag mijzelf, wat mij betreft, best een kritische luisteraar noemen en ik kan u vertellen dat er veel lelijkere, stompzinnigere dingen zijn dan die waar u zich zo boos over maakt. Als ik Rebecca Black hoor vraag ik mij af waarom dit mensen zo schoffeert en muziek van artiesten als Justin Bieber, Esmée Denters en dergelijke niet. Die laatste categorie is beter geproduceerd, dat geef ik toe, maar muzikaal echt niet hoogstaander. Dezelfde verbazing heb ik bij het koningslied tegenover de muziek van Nick en Simon, Jeroen van de Boom of een willekeurig songfestival-lied. Waarom roept de eerste zoveel afkeer op, terwijl Jeroen van der Boom zoveel verwerpelijkere klanken heeft geproduceerd?
Ik denk dat er een hoog gehalte napraterij is bij de kritiek. Het is makkelijk en vermakelijk om je boos te maken over iets waar de rest van Nederland (of de wereld) zich ook boos over maakt. Het is fijn zo af en toe eens flink te foeteren, en muziek is iets waar schijnbaar iedereen een mening over mag hebben en wanneer iedereen het met je eens is, kan je je helemáál risicoloos uitleven.
Ik zou het fijn vinden als iedereen voortaan even kan nadenken over waarom hij/zij wat vindt alvorens zijn/haar mening wereldkundig te maken. Ik probeer zelf zoveel mogelijk te leven naar het principe van ‘het maakt me geen drol uit.’ Heeft iets geen directe invloed op mij? Dan maakt het me geen drol uit. Heeft iets wel invloed op mij, maar een beperkte uitwerking? Dan maakt het me ook geen drol uit. Wordt er iemand geholpen, terwijl het mijn beurt was? Krijgt een bankmanager een exorbitant hoge bonus, zonder duidelijke tegenprestatie? Wordt mijn witte handdoek roze omdat ik hem gewassen heb met een rood shirt? Het maakt me allemaal geen drol uit. Ik heb op een bepaalt punt een beslissing genomen, om mij niet meer op te winden over dingen waar ik niets aan kan veranderen en dat bevalt me sindsdien erg goed. Ik kan iedereen aanraden hetzelfde te doen en zich niet meer druk te maken over de kleine dingen die je dag verpesten.
Tot slot wil ik nog even kwijt dat bovenstaande alleen betrekking heeft op de muziek van de genoemde nummers, niet de tekst. Ik ben muzikant en geen tekstschrijver en heb geen verstand van songteksten. Hierover onthoud ik mij dus van commentaar.
“Kent u de eerste signalen van dementie?” klinkt het op de radio.
Ik gok dat als ik ze niet ken, ik ze op z’n minst heb.
Een tijdje geleden bezocht ik het vernieuwde Stedelijk Museum in Amsterdam samen met collega Beerschot. Vol verwachting sloten wij aan in de rij voor de toegangskaartjes. Binnen enkele minuten was iedereen verdwenen en stonden we binnen in het gekunstelde witte gebouw dat door de Amsterdammer al liefkozend “de badkuip” wordt genoemd. Een warm bad was het niet. Elk schilderij, elke installatie schreeuwde om mijn aandacht en de plattegrond toonde mij dat er ook nog een bovenverdieping was, en een kelder. Ik ben het Museum doorgerend en heb alles gezien, maar van niets echt genoten.
De volgende dag ben ik teruggegaan en heb ik mijn stellingen op de schuifdeuren getimmerd. Ik heb alle kunstwerken beklad met waterverf en rondjes gereden op mijn brommer. Ik bepleit een museum met één schilderij! Dit schilderij moet groot zijn en mooi. Er moeten lekkere stoelen komen in de zaal waarin het komt te hangen; een bioscoop met één beeld en alle tijd om dat eens rustig te bestuderen.
In de categorie ‘Is dit serieus nieuws? Echt? Nee joh, rot op!’: de kameel van de Franse president Hollande is opgegeten. De kameel was een cadeautje van de bevolking van Mali als dank voor de militaire hulp die Frankrijk de afgelopen maanden heeft geboden. Hollande was er zo blij mee dat hij het beest achterliet bij een Malinese familie aan de rand van de Sahara. Zij hebben het dier vervolgens verorberd.
Mijn enige vraag is: waarom is dit nieuws? Laten we wel wezen: het is bijna een natuurwet dat wanneer je een weldoorvoed dier achterlaat bij een willekeurig gezin aan de rand van de woestijn, dat het beestje de volgende maand niet gaat halen. Ik weet niet of u weet wat een woestijn precies is, maar het leven is er moeilijk en voedsel is er buitengewoon schaars. Met andere woorden: het is niet meer dan logisch dat de kameel nu in stukjes hangt te drogen aan de waslijn van een nomade.
En zelfs wanneer je dat nog niet zag aankomen, kun je je op z’n minst afvragen hoe erg Hollande het vindt dat zijn cadeau nu opgegeten is. Hij weet waarschijnlijk, net als de rest van de wereld, dat je mensen niet kunt vragen op je eten te passen. Als ik een zak drop ergens een maand laat liggen, dan is die zak drop met zekerheid geheel verslonden wanneer ik ‘m zou willen komen ophalen. Met een kameel is het niet anders.
Los van dit alles: wie laat zijn cadeau ergens achter? Dat doet alleen iemand die de gift eigenlijk niet wil hebben. Daarom stel ik nogmaals de vraag waarom dit nu nieuws is. Hollande wilde de kameel niet, en nu is de kameel weg. Prima. Opgelost, niets nieuwswaardigs. De Malinese autoriteiten hebben inmiddels laten weten een mooiere en grotere kameel naar Parijs te sturen. Ik hoop dat Hollande een beetje trek heeft.
Sinds een tijdje zie ik zo nu en dan verontrustende aanplakposters in de stad. “Jouw broodje bal was er niet zonder MBO-ers (en deze poster ook niet)”, prijkt er op willekeurige borden door de stad. Ik zou hier in de eerste plaats wat dingen recht willen zetten. Mijn broodje bal was er wel zonder MBO-ers (maar die poster inderdaad niet). Ik ben WO-er, maar betekent dat dat ik zover van de realiteit verwijderd ben dat ik geen broodje bal kan klaarmaken? Nee, ik ken de samenstelling van een broodje bal. Men neme een kadetje en een gebraden gehaktbal en plaatse de een op de ander, wellicht vergezeld van een jus of pindasaus. Misschien worden we verondersteld verder te denken, de poster is immers gericht aan ons, hoogopgeleide snobs. Doelen ze op de herkomst van het kadetje, of de bal, moeten we denken aan de slachter in het slachthuis of de kadetjesbakker, stuk voor stuk nobele MBO-ers overigens, maar wie geeft dat gehakt zijn mooie rode kleurtje? Of nog beter, wie heeft de koe genetisch gemodificeerd? Dat waren wij.
Bovendien wekt de poster de verkeerde indruk. Ik heb veel respect voor MBO-ers, en ze zijn inderdaad van essentieel belang voor de samenleving. Al het belangrijke werk wordt gedaan door MBO-ers, het zijn bouwvakkers, schilders, schippers, vrachtwagenchauffeurs. Het werk van de WO-er daarentegen is van minimaal belang. WO-ers ontdekken bijvoorbeeld dat monniken in een klooster in Friesland begin 1235 graag dingen overschreven. Of ze ontwerpen een huis, maar dat hoeft in principe maar een keer gedaan te worden, één model is genoeg. Kortom, MBO-ers doen het echte werk, waarom dan een broodje bal? Daar heb je toch geen opleiding voor nodig? Een broodje bal kunnen wij ook assembleren, bouwen en varen kunnen wij echter niet.
De poster is dus beledigend voor zowel WO-ers als MBO-ers. De WO-er wordt gezien als iemand die verstoken is van enige praktische vaardigheden, bij wie het hele leven zich in het hoofd afspeelt. MBO-ers worden aan de andere kant gemarginaliseerd tot broodje-bal-vouwers.
Ik ben geen fan van een specifiek werelddeel. Een favoriet werelddeel hebben is ongeveer hetzelfde als het hebben van een lievelingskleur of -getal: hartstikke leuk, maar je hebt er geen ruk aan. Ik ga er gewoon maar van uit dat elk continent zo z’n eigen charme heeft. Of iets dat daarop lijkt. Lekker eten ofzo. Wat dat betreft hebben Zuid-Amerika en Afrika iets echt heel goed voor elkaar: ze verbouwen daar koffie en cacao. Dat is op zichzelf al plezierig, maar het wordt pas keihard genieten als je die twee combineert. Ik weet niet of u het ooit wel eens heeft geprobeerd, maar een flinke hap chocolade voor een slok koffie is echt fantastisch. De smaaksensatie trekt via je tong dwars door je hoofd naar je hersenstam en start daar een euforische, eclectische polonaise in je hoofd. Je ogen gaan tollen in hun kassen, het voelt alsof je vloeibaar goud ademt en elke aanraking met je vingertoppen is als het aaien van een pasgeboren lammetje. Als je niet oppast, heb je ongemerkt maar genadeloos een crisis. Geloof me: het is het waard.