Authenticiteit

Onlangs zag ik de seizoensafsluiting van De Wereld Draait Door. De studio zat vol (semi-)bekende Nederlanders die ons één voor één een stukje positief nieuws brachten om ons, zo werd verteld, door de al te donkere vooruitzichten heen te slepen. De gebrachte nieuwtjes hadden bijvoorbeeld betrekking op de kleine lasten en grote lusten van kunst, een vers uitgesproken visie op vrede in het Midden-Oosten, de afgezette borsten van Angelina Jolie en de nieuwste havens op de Tweede Maasvlakte. Inderdaad, het waren opgetogen berichten waaruit we moed zouden kunnen putten. Voor mij persoonlijk was het vooral positief dat we voor één uitzending verschoond bleven van Jan Mulders kortzichtige en lege commentaren.

Wat mij echter opviel aan de stortvloed aan positief nieuws, was dat het gros ervan terug te voeren is op één zekere term: authenticiteit. Het woord viel ook grofweg een keer of 6 tijdens de uitzending, en de halfbekenden buitelden over elkaar heen om toch vooral te bevestigen hoe fijn en belangrijk ‘authentiek zijn’ is. Anouk is authentiek, mevrouw Jolie is authentiek, de serie Girls (warm aanbevolen door de redactie, overigens) is authentiek, de maker van LuckyTV is authentiek; authenticiteit werd de mantra van de avond. Rimpelloos ging De Wereld Draait Door daarna over in een, zoals gebruikelijk, vrij matige televisieavond.

Toch zette het mij aan het denken. Authenticiteit. Dat woord heb ik onlangs wel vaker horen vallen. Zo sprak bijvoorbeeld de huidige koning Willem-Alexander in het interview voor zijn inhuldiging over het belang van ‘authentiek blijven’. Ook in verschillende talentenshows wordt het woord regelmatig in de mond genomen, al wordt dat omwille van de woordenschat van het publiek vaak vervangen door ‘uniek’ en ‘echt’. Hipsters gaan prat op hun authentieke gedrag, kledingstijl en smaak. En intussen hebben producenten begrepen dat je voor authentiek ogende producten veel meer geld kunt vragen. Dat je die dan op een authentieke manier moet slijten, zoals ik zojuist weer las, mag geen verrassing zijn. Blijkbaar leeft er een soort verlangen naar ‘echte’ en ‘pure’ dingen.

Verklaringen voor dit soort fenomenen schieten eigenlijk altijd tekort, en mijn ideeën (in niet-authentieke zin) hierover zijn daarop geen uitzondering. Ik ben namelijk niet de eerste die oppert dat de publieke sfeer in toenemende mate ons private leven binnen komt zeilen. Dat is overigens geen nieuw proces: men vreesde het al ten tijde van de introductie van de telefoon, radio, krant en de televisie, en vermoedelijk zijn die zorgen ook wel eens met betrekking tot schilderijen of fresco’s geuit. Maar nu we ons leven zo duidelijk versnippert over het internet zien liggen, gaan mensen juist die dingen waarderen die schijnbaar niet voor het publieke oog bedoeld zijn: al dan niet afgezette borsten, feilbaarheid, gebreide kleding en kleine gitaarliedjes. Authentiek ben je als je jezelf bent, niets forceert of imiteert en in eerlijkheid handelt. Uitgerekend die gedragingen waarvan je nooit weet of ze nu echt uit jezelf voortkomen of niet. En die twijfels hebben we allemaal wel eens.

Wat ik zou doen om niet met Dion Graus in een kamer te hoeven zitten

  • Een rauw ei eten
  • Op mijn fiets zonder zadel fietsen
  • Alle afleveringen van Beschuldigd kijken, zonder commentaar te leveren en zo mogelijk zelfs zonder plaatsvervangende schaamte te voelen
  • Dagenlang geen alcohol drinken
  • De kat van de buren ongestoord in mijn tuin laten poepen
  • Een fanpagina maken voor Gordon
  • Zonder reden leren broeken dragen
  • Het huis schoonmaken. En daarna die van alle andere buren in de straat
  • Al mijn spamberichten printen, deze handmatig sorteren, het geheel laten drukken, dat boekwerk kopen en het daarna alsnog lezen
  • Pingpongen met stierenballen
  • De IKEA-gids in tweevoud overschrijven
  • Vrijwillig blaren behandelen bij de Vierdaagse
  • Limburgers serieus nemen
  • Een baaltje hooi eten
  • Zoenen met Johan Derksen
  • In de maand juli en augustus een zelfgebreide trui en bijpassend ondergoed dragen

Lykke Li – Wounded Rhymes

Uit elk rijtje waaruit ik ooit heb moeten en zal moeten kiezen, kies ik altijd en instinctief voor de Zweedst mogelijke optie. Een automerk zegt u? Doe mij een Volvo. Willekeurig ontbijtgoed? Een pak knäckebröd. Mijn favoriete zelfbouwmeubelgrutter? IKEA. Grote, internationale modeketen met gevoel voor commercie? H&M. Verpakkingsfabrikant voor allerhande zuivel? Tetrapak. Een groot zoogdier? De eland. Middeleeuwse plunderaars? Vikingen. Dinertip? Gehaktballetjes met zalm. Enzovoort, enzovoort. U begint, naar ik hoop, een lijn te ontdekken. Dus wanneer men mij vraagt naar zangeressen, dan denk ik meteen aan Lykke Li. Want die is Zweeds. En volgens mij best wel hipster. En leuk. Dat is ook belangrijk.

Voor mij ligt het nieuwste album van deze Zweedse dame, Wounded Rhymes, en daarop zien we, in zwart en wit, het silhouet van een in doeken gewikkeld mensfiguur op een rotsachtig strand. Het geheel doet wat (lees: verdacht veel) denken aan die beroemde scène uit Det sjunde inseglet van Ingmar Bergman (“Een obscure filmregisseur?”). Aangezien wij een album, anders dan onze vrouwelijke fans en briefschrijvers, niet op de voorzijde alleen beoordelen, hebben we het cd’tje een tijdje laten schallen door de redactionele loods en onze kladderige gehoorgangen. We concludeerden toen al gauw dat Wounded Rhymes makkelijk onder de huid gaat zitten. Na een keer of twee luisteren begin je de meeste nummers wel te herkennen. Meestal is dat een garantie voor toekomstige verveling en verfoeiing van het album, maar ook na een ruime maand is de muziek van Li nog prima te pruimen.

Hoewel er voldoende afwisseling is tussen de verschillende nummers op Wounded Rhymes, is er wel een rode draad in te ontdekken: de drumpartij. Die klinkt steevast als bonzen op een olievat, en dat is natuurlijk zo alternatief als een gebreide poncho en een keelbaard. Verder is er niets mis mee. Dat geldt ook voor het stemgeluid van Lykke Li, al krijg je wel het gevoel dat Li haar album in een nogal ruime (want echoënde) studio heeft ingezongen. Het stoort overigens nergens, maar is wederom, conformistisch aan onze tijd, lekker non-conformistisch. Over de teksten wordt op de redactie nog druk gediscussieerd, maar we vermoeden in elk geval dat een relatie met Lykke tamelijk turbulent zal zijn. Zo bezingt ze nu eens de pijn van de liefde, vervolgens de verhevenheid van haar relatie en dan weer over het feit dat ze je, en ik quote, ‘prostitué wil zijn’. Met Lykke Li onder je dak (of in je bed, schijnbaar) verveel je je nooit.

De conclusie moet dan ook luiden dat Wounded Rhymes een prima album is met een fijn geluid. Lykke Li blijft boeien als ze je, licht melancholisch, door een grote koptelefoon toezingt terwijl jij door de regen loopt. Maar bovenal is ze Zweeds. En dat is eigenlijk al genoeg.

Lykke Li - Wounded Rhymes

Zakmes

Ik heb in mijn leven heel wat spullen aangeschaft. De berg dingen die ik in de loop der jaren verzameld heb bevat objecten die ik dagelijks gebruik (kleding, computer), spullen die geen bittere noodzaak zijn maar absoluut waarde hebben (boeken, blikken soep) en tenslotte ook dingen waarvan ik waarschijnlijk al vergeten ben dat ik ze heb (zoals… nou ja, dit is het precies het punt). Toch is er één voorwerp waarvoor ik graag een aparte categorie zou aanmaken omdat het op een totaal andere, grote hoogte staat: mijn zakmes.

Het Zwitsers zakmes is op zichzelf eigenlijk al een verzameling dingen. Het is een schaar, mes, schroevendraaier, blikopener, kurkentrekker, tandenstoker, en nog 21 andere handige gebruiksvoorwerpen. Nu is het natuurlijk prettig al die dingen bij de hand te hebben, maar de praktische toepasbaarheid ervan lijkt niet altijd even duidelijk. Totdat je daadwerkelijk een zakmes hebt. Het is echt bizar in hoeveel verschillende situaties een zakmes van pas komt. Of je nou een fiets repareert, een gammele deurklink tegenkomt, een draad moet strippen, picknickt of tie-wraps wil loskrijgen: steeds pak je, haast in een reflex, je zakmes erbij. Het is alsof je The A-Team in de hand hebt. Het aantal gebouwen dat de structurele integriteit weer heeft herwonnen dankzij mijn gereedschapskist/keukenla op zakformaat is inmiddels niet meer op de vingers van één darm te tellen.

Het zakmes is een voorbeeld van compromisloze functionaliteit. Het belichaamt dat specifieke gevoel dat ik hier al eens eerder benoemde: een zakmes doet je in een siddering weer prettig versteld staan over de capaciteiten van het menselijk vernuft. Alles wat je maar nodig kunt hebben in slechts vijf kubieke centimeter.

Regering betuigt spijt

Van onze verslaggever

De Nederlandse regering heeft diepe spijt betuigd over het slechte weer van de afgelopen weken. In een verklaring geeft de regering aan het zeer te betreuren dat zoveel mensen slachtoffer zijn geworden van de teleurstellende weersomstandigheden. Specifieke excuses waren er voor kampeerders en barbecue-bezitters, en de regering schrijft dat zij zich actief heeft ingezet om de weersomstandigheden voor die laatste twee groepen te verbeteren. Het kabinet wijst er verder nog op dat het slechte weer nu weliswaar uit Nederland verdreven lijkt, maar dat dat lang niet overal in de wereld zo is. Nog dagelijks worden mensen over de hele wereld geconfronteerd met bar weer en de gevolgen die dat met zich meebrengt. Over een eventuele financiële compensatie voor het tegenvallende zomerweer buigt het kabinet zich de komende weken.

Glasbak

Al eerder schreven wij van Met Man en Muys over sociale ongemakkelijkheid. Hier bijvoorbeeld, of hier. En hier. We blijken, na kort en oppervlakkig onderzoek, niet de enige die weleens in het openbaar in verlegenheid gebracht worden: er zijn schijnbaar meer mensen die een blosjes op de wangen krijgen wanneer iemand ze aanspreekt op het feit dat ze een leverworst over de borststreek aan het uitsmeren zijn. Vandaag kunnen we weer een nieuwe, ongemakkelijke situatie aan de groeiende lijst pijnlijkheden toevoegen: de glasbak.

Het was druk bij de supermarkt. Zo druk zelfs dat sommige mensen ervoor kozen om buiten de schuifdeuren te blijven staan, wachtend totdat zijn of haar wederhelft die snelle boodschap had gehaald. Recht voor de supermarkt, en dus ook voor de neus van de wachtenden, staan de glas- en papierbakken. Daar moest ik dan zijn. Bij gebrek aan een boeiender uitzicht, draaiden de blikken van de buitenblijvers als vanzelf naar mij en mijn tas vol glas. Ik voelde de naderende vooroordelen al in mijn nek prikken: “Zozo, dat zijn wel heel veel wijnflessen zeg!” en “Gooit hij nou een fles met dop in die bak!?”. Pijnlijk, al te pijnlijk. Mij bewust van het vonnis dat spoedig over mij voltrokken zou worden, besloot ik dat ik deze handeling snel en professioneel zou gaan uitvoeren. Door mijn rapheid en schijnbare onberispelijkheid zouden hoofdschuddende omstanders geen kans hebben. Sociale crisis afgewend.

Het ging fantastisch. De beschimmelde potten appelmoes, de lege flessen alcohol, enkele stinkende jampotten met dop: ze vlogen de bak in. En nergens hoorde ik nog maar het begin van een sociale afwijzing. Zo direct, na het witte glas, zou ik naar de bak voor het bonte glaswerk lopen en dezelfde succesformule hanteren. Eén blik naar die tweede bak leerde mij echter dat dát de bak voor het witte glas was. Dat stond er nota bene met erg grote letters op. Met andere woorden: ik had mijn witte glasafval zojuist enthousiast in de bonte bak gegooid. Om de sociale druk van de ketel te halen, liep ik naar witte glasbak, fronste in een poging zo verbaasd mogelijk te lijken, en leegde vervolgens de rest van mijn tas in de bonte container. Daarna probeerde ik zo nonchalant mogelijk bij de bakken weg te lopen, maar wist dat het oordeel van de openbare jury niet mals kon zijn. Zuivere afkeuring. En volkomen terecht.