We schreven op Met Man en Muys al eerder over de opmerkelijke verhouding die Nederlanders met de natuur hebben. Hier, bijvoorbeeld, of hier. En hier en hier. Het lijkt, nu ik het zo nog eens bezie, wel een terugkerend thema. Hoe dan ook, vandaag kunnen we aan de uitdijende reeks Nederlandse-natuuroverpeinzingen een nieuw voorval toevoegen. Het Waddeneiland Griend gaat namelijk hersteld worden.
Het plan: Griend, een klein eilandje tussen Terschelling en Harlingen, zal de komende maanden door middel van zandopspuitingen voor een gewisse wegvaging behoed worden. Want zo zorgelijk is het blijkbaar. Als er niet ingegrepen wordt, zal het onbewoonde eilandje waarschijnlijk volledig onder de zeespiegel verdwijnen. Dat zou echter doodzonde zijn, zo meent de beheerder Natuurmonumenten, want het eiland vervult een belangrijke rol als leefomgeving voor allerlei soorten trek- en broedvogels. Een eventuele verdwijning van Griend zou volgens Natuurmonumenten dan ook ‘een aderlating voor de natuur in de Waddenzee’ zijn.
Ik twijfel of ik hier nog iets moet toelichten. Vooruit: een prachtig en door en door Nederlands verhaal. De beheerder van de natuur (een tegenstelling, trouwens) gaat groots ingrijpen in de werking van de natuur omdat de natuur anders verloren gaat als gevolg van de natuur. Aangezien de natuur schijnbaar niet voor zichzelf kan zorgen, zal iemand iets moeten doen tegen de woeste zeestromingen die Griend nu bedreigen. Daarom is het aan ons de nobele taak om de natuur tegen de natuur te beschermen. De stevig gelaagde ironie van natuurherstel: dat kunnen alleen de Nederlanders zijn.